Nederlandse-gedichten



In alle eenvoud is gekomen,
het kind dat dienaar wilde zijn.
Niet in een prachtig onderkomen,
maar in een stal ontzettend klein.
Hier ligt de Hoeder van zijn schapen,
in ’t stro, al eeuwen lang beloofd.
Gehuld in doeken stil te slapen,
een krans van licht omvat zijn hoofd.


Zijn stem zal door de velden klinken,
zijn woord wordt overal gehoord.
Hij is de bron waaruit wij drinken,
het levend water, stromend voort.
Hij zal voor ons zijn leven geven,
Hij zal ons redden door zijn bloed.
Hij is het brood voor ons ten leven,
gedeeld aan elk die Hem ontmoet.


Geen kruis, geen dood kan hem weerhouden,
Hij gaat de weg door God behaagt.
Hij doet van alle mensen houden,
de Mens die wederliefde vraagt.
Hij zal het graf voor ons verlaten,
verheerlijkt tot de Vader gaan.
Schenkt ons de Trooster die zijn baten,
verblijdt voor ogen zal doen staan.
Justus A. van Tricht






De hemel scheurde wijd uiteen,
God trok de hemeldeuren open.
Een engel zond Hij naar beneen,
met ’t woord van vrede, licht en hope.
Die heeft aan herders in het veld,
de blijde boodschap hen doen horen.
En aan hen de geboort’ gemeld,
van ‘t Christus Kind dat was geboren.


Zij zijn met vreugd opweg gegaan,
in Bethlehem werd de stal gevonden.
Daar zagen zij het kindje aan,
in ’t stro in doeken ingebonden.
Maria, Jozef stonden blij,
bij ’t kribje stil en onbewogen.
De vreugd straalde bij allebei,
als trotse ouders uit hun ogen.


’t Was God die aan de wereld schonk,
dit kind op aard gekomen.
Waarvoor het Eer zij God opklonk,
vervuller onzer dromen.
Dit Kind brengt ons de vrede aan,
ons voorgaan en ons leiden.
De liefd’ zal in Zijn vaandel staan,
en ons van schuld bevrijden.
Justus A. van Tricht


Met hemelvreugd en engelenkoren
liet God van de geboorte horen.
Van ’t kindje dat in Bethlehems stal,
’s werelds verlosser wezen zal.


Gods blijde boodschap werd verteld,
door d’ engel herders blij vermeld.
Zij hielden in die donkere nacht,
bij al hun schapen trouw de wacht.


De herders zijn opweg gegaan,
en hebben bij de krib gestaan.
Waarin het kind was neergelegd,
zoals dat aan hen was voorzegd.


Zij brachten toen Gods boodschap rond,
de mare ging van mond tot mond.
De profetie was nu vervuld,
nu dit gebeuren was onthuld.


God plaatste hoog een gouden ster,
die noodde wijzen van heel ver.
Zij brachten ’t kind hun eerbetoon,
met schatten rijk en wonderschoon.


Zo zorgde God zelf voor het feest,
waar iedereen is bij geweest.
Gezegend is elk heengegaan,
die bij het kribje heeft gestaan.


Laat ons vandaag dan in die geest,
ook vieren het geboortefeest.
Van ’t Christuskind, Immanuel,
wiens naam ons zegent wonderwel.
Justus A. van Tricht


Er staat een heldere ster te stralen,
te schitteren aan het firmament.
Zij doet de wereld blij verhalen,
maakt de geboort’ van ‘t Kind bekend.
Hoog boven ’t stalletje verheven,
spreidt zij in bundels ’t gouden licht.
Om daarmee duidelijk aan te geven,
waar ’t Kindje in de kribbe ligt.


Er is een Koningskind geboren,
uit Davids rijke voorgeslacht.
De hele wereld moet het horen,
dit is het Kind wat werd verwacht.
Dit is het Kind van Gods belofte,
dit is de Vredevorst, Gods Zoon.
Die komen zou naar Gods gelofte,
en wissen ’s werelds zonden schoon.


Dit Kind gekomen in ons midden,
brengt ons Gods heil en vrede aan.
Komt laten wij dit Kind aanbidden,
en door de staldeur binnengaan.
Om aan dit Kind ons hart te geven,
dat ons van schuld en zond’ bevrijdt.
De Weg zal zijn tot eeuwig leven,
Hij die ons in de Waarheid leidt.
Justus A. van Tricht


Als een dienaar als een knecht,
als een mens gekomen.
In een kind dat vrede en recht,
brengt waarvan wij dromen.
Hij wiens komst, ons was voorzegd,
’t profetiewoord deed verhalen.
In een kribbe neergelegd,
waarvan d’ engel deed verhalen.


’t Kind geboren uit een maagd,
in de tijd door haar voldragen.
Moeder, vrouw door God behaagd,
die Zijn Een’ge Zoon zou dragen.
Door Gods Geest in haar geplant,
zal voortaan de wereld weten.
Door Zijn woord dat Hij gestand,
toont, God is haar niet vergeten.


Zie het vleesgeworden woord,
zie dit kind in moeders armen.
Zie in ’t Christuskind verwoord,
met de wereld Gods erbarmen.
Zie in Jezus Naam bereid,
de vervulling der belofte.
’t Licht der wereld uitgespreid,
naar Gods heerlijke gelofte.
Justus A. van Tricht


Kerst, zijn niet de dennenbomen,
kerst, zijn niet de takken groen.
Kerst, zijn niet de zilveren slingers,
die het toch zo schitterend doen.


Kerst, zijn niet gekleurde ballen,
waarmee alles wordt gesierd.
Kerst, zijn ook niet alle kaarsen,
waar het feest mee wordt gevierd.


Kerstmis is een feest van binnen,
om een steeds weer blij verhaal.
Spannend om het nieuw te horen,
in eenvoudig heldere taal.


Kerstmis dat is zingend juichen,
met een lied voor God de Heer.
En Hem om zijn liefde loven,
brengend aan Hem dank en eer.


Kerstmis moet het hart verrassen,
om het kind van Bethlehem.
In de wereld is gekomen,
ons laat luisteren naar Zijn stem.


Kerstmis hoort geen show te wezen,
zo heeft God het nooit bedoeld.
Blijde eenvoud zal er stralen,
daar waar kerstvree wordt gevoeld.
Justus A. van Tricht


Door ’t sterrenschijnsel, goud omrand,
is in een stal het Kind geboren.
Komt brengen wij Hem offerrand,
wat bij een koningskind doet horen.
Het bericht dat ons Gods engel bracht,
die tot ons neer kwam dalen.
Was die van ’t kind dat werd verwacht,
waarvan hij deed verhalen.


In doeken en in stro gelegd,
ligt ’t Kind met helder blauwe ogen.
Door profetieën reeds voorzegd,
de Zoon van Vader uit de hoge.
Maria mocht de moeder zijn,
die ’t Goddelijk Kind mocht baren.
Hij die de Vredevorst zal zijn,
aan ons Zijn liefd’ verklaren.


Hij komt geheel in eigen stijl,
in eenvoud als de minste wezend.
Hij komt ons brengen ’t Goddelijk heil,
aan allen die Gods woorden vrezend.
Hij komt als dienaar, komt als knecht,
Hij komt om harten te genezen.
Hij brengt ons vrede, brengt ons recht,
Hij zal Gods liefderegels lezen.

Justus A. van Tricht


Er heeft een heerlijk lied geklonken.
Er zong voor hen een hemelskoor.
Voor ’t oog heeft ’t Goddelijk licht geblonken.
En ’t blijde bericht klonk hun in ’t oor.
De engel heeft hen doen verkonden.
Van ’t kindje en van Zijn geboort’.
Het brengt vergeving van de zonden.
Is de belofte van Gods woord.


De herders hebben blij vernomen.
Van de geboorte van dit kind.
Dat in de wereld is gekomen.
En mensen harten samenbindt.
Zij zijn naar Bethlehem getogen.
Waar ’t kind in witte doeken lag.
Zijn neergeknield en neergebogen.
En kregen van het kind een lach.


Zij wilden snel hun vreugde delen.
En zijn het stadje ingegaan.
Waar zij vertelden aan zo velen.
Wat God getoond had en gedaan.
Zij spraken van de engelen koren.
Van het gezongen vreugdelied.
Van ’t woord dat d’ engel hen liet horen.
Vergeten is Gods wereld niet.


De mensheid kan weer ademhalen,
Door ’t licht der wereld dat verscheen.
En dat op d’ aard deed nederdalen.
Gekomen in dit kind alleen.
Nu moet elk hart van vreugde zingen.
In ’t duister kwam voor ons het licht.
Wat moede harten op laat springen.
Stralend voor ieder opgericht.
Justus A. van Tricht
De Messias is geboren,
't Goddelijk kind Immanuel.
Heel de wereld moet het horen,
sprak de engel Gabriel.
Ga in Bethlehem maar kijken,
waar 't geboren kindje ligt.
Boven 't kribje staat te prijken,
't helder stralend sterrenlicht.

In het stro gehuld in doeken,
daar ligt 's hemels prinsenzoon.
Wie zou daar dit kindje zoeken,
dat zal dragen 't zondenloon.
Jezus moet dit kindje heten,
d' Eengeboren Zoon van God.
Die de wereld blij laat weten,
dat Hij keer brengt in haar lot.

Vredevorst zal men Hem noemen.,
en geboren uit een maagd.
Hem gaan eren en gaan roemen,
Godsgeschenk door Hem behaagt.
Vrede zal Hij allen schenken,
komend met gerechtigheid.
Als een Herder ons dan wenken,
ons zijn schapen hoedt en weidt.


 


Dit is het kind waarop wij hopend,
Gods woord, belofte zien vervuld.
Die onze harten, ogen opent,
aan ons ’t geheimenis onthult.


Dit is het kind beloofd dat komend,
brengt vrede en gerechtigheid.
Met licht dat uit de hemel stromend,
ons bij de hand neemt, en ons leidt.


Dit is het kind wat wij verwachten,
Jezus genoemd, de Zoon van God.
Dit is het kind dat komt verzachten,
het leed, brengt kering in ons lot.


Dit is het kind dat vol van liefde,
de zware weg als mens zal gaan.
Als spijkers hand’ en voet doorklieven,
en men Hem aan het kruis zal slaan.


Dit is het kind vol van genade,
wat aan ons Gods verlossing brengt.
Die wereld, mens door schuld beladen,
bevrijdend ’t eeuwig leven schenkt.


Dit is het kind dat zal vergeven,
Hij mens die alles weer herstelt.
Die in het licht ons laat herleven,
en allen in de ruimte stelt.
Justus A. van Tricht


De blijde boodschap heeft geklonken,
Gods woord door Gabriel gebracht.
Het hemels licht heeft opgeblonken,
en rijk gestraald in duist’re nacht.
Aan herders heeft God doen verkonden,
de komst en de geboort’ van ’t kind.
Die ons zal redden van de zonden,
in Beth’lehems stal in ’t stro bevindt.


De hele wereld moet het horen,
God maakte Zijn belofte waar.
Uit Davids stam is ons geboren,
de Vredevorst, de Middelaar.
Komt laat ons dan dit kind aanbidden,
Immanuel wordt Hij genoemd.
Hij die als koning in ons midden,
als de Verlosser hoort geroemd.
Justus A. van Tricht


Zij zaten bij het warme vuur,
bijeen in Bethlehems wijde velden.
’t Was rond het middernachtelijk uur,
toen plots een engel hen deed melden.
Dat er kindje was geboren,
en zij ’t als eerste mochten horen.


Rondom hen zong een engelen koor,
voor hen het Ere zij God in de hoge.
Zij gaven aan Gods woord gehoor,
en zijn naar Bethlehem getogen.
Waar z’ in de stal het kindje vonden,
de Heiland Redder van de zonden.


Toen brachten blij de herders rond,
wat d’ oren hoorden, d’ ogen zagen.
Dat God ons uit de hemel zond,
het Kind dat onze schuld zou dragen.
In Hem is ’s werelds licht gekomen,
wat d’ aarde zacht doet overstromen.
Justus A. van Tricht


God had Maria uitverkoren,
voor ’t dragen van het Goddelijk kind.
Dat door de Geest uit haar geboren,
Zijn Een’ge Zoon zou zijn bemind.
Haar schoot als Godshuis rijk gezegend,
waarin het leven groeien mocht.
Is met Gods rijke dauw bejegend,
die voor dit kind een moeder zocht.


Maria, maagd wiens hart zo zuiver,
hoorde de blijde boodschap aan.
Die d’ engel bracht en stille huiver,
is in haar binnenst rond gegaan.
Toen heeft haar hart de Heer geprezen,
zingend voor God haar lofzang uit.
Bracht dank en eer aan ’t Opperwezen,
voor ’t wonderlijke raadsbesluit.
Justus A. van Tricht


Er ligt een kindje in de kribbe.
Er ligt een kindje in de stal.
En bij Hem staan een os een ezel.
Men noemt Hem koning van het al.


Maar dit is toch geen onderkomen.
En zelfs geen koninklijk paleis.
Is dit het kind waarvan wij dromen.
Waarvoor men zong het Kyrieleis.


Er ligt een kind gehuld in doeken.
Er ligt een kind gehuld in ’t stro.
Toch wil ik graag dit kind bezoeken.
En kniel ik neer tot zijn niveau.


Er ligt een kindje in de kribbe.
Dat kind heeft mij als mens aanvaard.
Want door het kindje in de kribbe.
Wordt mij Gods grote liefd’ verklaard.


Hij immers heeft dit kind gezonden.
Sprak; ‘k heb jouw en de wereld lief.
Dit kind draagt al je schuld en zonden.
En God noemt mij Zijn hartendief.






O Heilig Kind door ons verwacht,
wij doen Uw komst met lied’ren eren.
Tesaam met ’t engelenkoor gebracht,
de engelenwacht uit hoger sferen.
Een schamele stal is Uw paleis,
waarboven ’t dak de sterren stralen.
Uit d’ engelenmond klinkt ’t kyrieleis,
God laat ons van Uw komst verhalen.


De vreugde in ons hart is groot,
de blijdschap klinkt uit onze kelen.
Gij komt ons redden uit de nood,
en alle dingen met ons delen.
Gij zijt het die ons ’t heil bereid,
voor ons naar deze aard’ gekomen.
Het licht der wereld dat zich spreidt,
Uw vleugelen zijn ons onderkomen.


O Heilig Kind, O Vredevorst,
Immanuel, Gij Gods beminde.
Messias aan Maria’s borst,
Uw moeder een door God gezinde.
De Geest des Heren heeft bewerkt,
dat zij U in haar schoot zou dragen.
Zij heeft Gods zegening bemerkt,
die haar voor ’t moederschap deed vragen.
Justus A. van Tricht







Met os en ezel als getuige,
staan Jozef en Maria daar.
Als herders, wijzen, zich doen buigen,
voor ’t kind vol eerbied in gebaar.
Hun blikken doen het kind aanschouwen,
wiens oog hun aller hart verwarmt.
En dat met ’t licht wat er doet stralen,
hen allen liefderijk omarmt.


Geen groot paleis als onderkomen,
maar slechts een kribbe in een stal.
Is dit de vorst waar zij van dromen,
die mens en wereld redden zal?
Ja, dit is ’t kind dat eens zou komen,
dit is de Zoon van God beloofd.
Al blijkt een stal Zijn onderkomen,
en eens gekroond als ’s werelds hoofd.
Justus A. van Tricht


Door ’t duister waren wij gebonden,
met zelfs geen hand voor ogen zicht.
Terneergedrukt door onze zonden,
roepend om uitkomst en om licht.


Wie zou het luidde roepen horen,
dat opklonk in de donkere nacht.
Wie zou het licht voor ons doen gloren,
hoopvol naar uitziend en verwacht.


Wie zou het duister om doen keren,
met toortsen voor ons opgericht.
En brengend ons in blijde sferen,
verrassend komend met het licht.


Uit d’ hemel is dit licht gekomen,
God zond het op de aarde neer.
Het doet de wereld overstromen,
in Jezus Christus onze Heer.


Niet langer meer zijn wij gebonden,
maar van het duister blij verlost.
En van het zwarte kleed der zonden,
door Hem, Hij onze Vredevorst.


Hij heeft voor ons het pad gelopen,
van Beth’lem naar Jeruzalem.
Door aan het kruis ons vrij te kopen,
als Herder volgdend blij Zijn stem.
Justus A. van Tricht







In Bethlehems velden waakten zij,
over hun kudde schapen.
Die bij elkaar en zij aan zij,
rustig lagen te slapen.
De herders zaten bij het vuur,
wat met elkaar te spreken.
Tot in het middernachtelijk uur,
de wolken deden breken.


Een engel stond in hemels licht,
hen duidelijk voor ogen.
Hij bracht aan hen het blijde bericht.
vanuit de hemelbogen.
Geboren was het koningskind,
en op de aard’ gekomen.
Dat zich te Bethlehem bevindt,
in een stal als onderkomen.


De herders gingen snel op pad,
om ’t kindje te bezoeken.
Geboren in de Davidstad,
gewonden in de doeken.
Zij vonden en aanbaden Hem,
en deden ’t kindje eren.
Vertelden toen in Bethlehem,
van ’t kind en d’ engelen sferen.


Wie zijn vandaag die herdersgroep,
die ’t kind zoekt om ’t aanbidden.
En die gehoor geeft aan de roep,
knielend hier in het midden.
Wie buigt zich bij de kribbe neer,
brengt ’t kind zijn eerbewijzen.
Komt allen, ja komt tot de Heer,
wil Hem met eerbied prijzen.
Justus A. van Tricht


Gebundeld in stralen van licht,
is Gods heil uit de hemel gekomen.
In ’t kribje te Bethlehem ligt,
de Verlosser beloofd die zou komen.


Dit kind van de hemel bevrijdt,
en door een aardse moeder gedragen.
Zal ’t zijn die ons hoedt en ons weidt,
aan het kruis onze zonden zal dragen.


Het heilsplan dat God heeft bedacht,
is omgeven van licht en Zijn glorie.
Dit Kind door ons allen verwacht,
toont als koning Zijn macht, Zijn victorie.


Dit Kind is het blijvende Licht,
dat in ’s wereldse duister blijft stralen.
In liefde door God opgericht,
en Zijn kinderen naar huis zal doen halen.
Justus A. van Tricht


‘k Hoef voor de dood niet bang te wezen,
want ‘k weet dat Gij mijn Gids zult zijn.
Die mij de richting hebt gewezen,
tussen de nacht en zonneschijn.


Ik heb geleefd met vele vragen,
maar telkens was Uw liefde daar.
En Uw gena, die mij wou dragen,
zo heerlijk en zo wonderbaar.


Wanneer ik terugzie op mijn leven,
dan ging het als een schaduw heen.
Maar Gij bent altijd trouw gebleven,
zelfs door de diepste diepten heen.


Als ’t uur van afscheidnemen nadert
Uw sluier mij heeft toegedekt.
Dan mag ik tot Uw licht vergadert,
gaan slapen tot Gij mij weer wekt.


Wanneer straks rustend in de dodenakker,
mijn leven dromend verder gaat
Klinkt plots Uw stem: “Mijn kind wordt wakker”.
“Sta op, want zie ’t is dageraad”!
Justus A. van Tricht