Nederlandse-gedichten



VERWACHTING   I


Wanneer je eens zult moeten sterven,
op tijd en uur door God beschikt.
En ’t uur van afscheidnemen nadert,
terwijl de tijd haar metrum tikt. 


Dan mag je hart en ziel vertrouwen,
je moede leden strekken gaan.
De ogen sluiten en gaan slapen,
met ’t doodskleed als een reiskleed aan.


Je zult de smalle grens passeren,
de weg die ieder wand’len moet.
Zij die ontslapen in de Naam des Heren,
worden aan d’ overzij door God begroet.


Daar word jij zelf voorgoed geborgen,
verzegeld in de holte van Gods hand.
Dan mag je in de Heer ontdekken,
de glorie van het “Morgenland”.


Als ’t zaad onzichtbaar in de akker,
je lichaam in de aarde rust.
Mag je er vast van overtuigd zijn,
dat God je eenmaal wakker kust!
J. van Tricht


Kom Heilige Geest, kom met Uw vuur,
kom met Uw gloed ons hart doordringen.
Verlicht ons wezen in dit uur,
schenk ons Uw inzicht in de dingen.
Toon ons wat in verborgenheid,
thans door ons wordt verstaan.
En leer ons door Uw wijs beleid,
de juiste wegen gaan.


Kom Heilige Geest, kom met Uw vuur,
laat in ons hart de liefde ontbranden.
Opdat zij groeiend rein en puur,
steeds geven zal met volle handen.
Schenk ons Uw gaven zevenvoud,
wat hart en ziel geneest.
Laat onze woorden zijn als goud,
in liefd’ oprecht geweest.
Justus A. van Tricht




In ieder mensenhart verborgen,
liggen de tranen van verdriet.
De pijn de moeiten en de zorgen,
die men van buiten vaak niet ziet.
Maar God Hij kent ons hart van binnen,
Hij ziet en weet wat daarin leeft.
Hij kan daarmee Zijn werk beginnen,
als men die aan Hem overgeeft.

God helpt 't verdriet en pijn te dragen,
verzachtend helende de pijn.
Als wij Hem biddend daarom vragen,
komend met liefd' als 't medicijn.
Die liefde zal ons hart versterken,
maakt dat 't verdriet steeds minder schrijnt.
Gods trouw en liefdewoord bewerken,
dat eenmaal alle pijn verdwijnt.
Justus A. van Tricht



Wie zoekt een koning in een stal,
een prins gehuld in stro en doeken.
Die heel de wereld redden zal,
en ’t kind in Bethlehem doen zoeken.
Wie had geen groot paleis verwacht,
maar zulk een schamel onderkomen.
Voor ’t kind geboren in de nacht,
wie had dat durven denken, dromen.


God koos voor eenvoud niet voor stijl,
God koos voor blijde engelen koren.
God koos voor herders die het heil,
als eersten van Hem mochten horen.
God wilde geen paleis vol goud,
Zijn zoon moest in een stal geboren.
Voor mensen komend, hun behoud,
zou Hij het Goddelijk licht doen gloren.


Hier ligt in ’t stro de Vredevorst,
hier ligt het kind dat wij verwachten.
Dat veilig drinkt aan moeders borst,
en komt uit Davids voorgeslachten.
Eens zal dit kind de koning zijn,
die hemel, aarde zal regeren.
Hij zal aan allen groot en klein,
gerechtigheid en vrede leren.

Justus A. van Tricht


Een kind zal eenmaal koning zijn,
het zal de volkeren richten.
Het biedt aan allen groot en klein,
Gods rijke vergezichten.
De Vader toont zich in de Zoon,
want Hij is zijnsgelijke.
Wiens hart en stem door liefd’betoon,
het onze wil bereiken.


Vanuit de hemel neergedaald,
in vrouwenschoot gedragen.
Door engelenkoren ingehaald,
die van Zijn komst gewagen.
Door herders, wijzen, blij geëerd
als Vredevorst aanbeden.
Die door Gods Geest de wereld leert,
haar brengen zal de vrede.


Dit kind dat eenmaal koning wordt,
zal kruis en spot verdragen.
Die over Hem wordt uitgestort,
de zonden zal Hij dragen.
De dood het graf houdt Hem niet vast.
Hij zal die overwinnen.
Verlicht wordt onze levenslast,
door ’t Goddelijk beminnen.

Justus A. van Tricht


God houdt ons in zijn hand bewaard,
waaruit geen mens kan vallen.
Hoe ver hij gaat van huis en haard,
Gods hand hoedt duizendtallen.
Hij die elk mens bij name kent,
doet ieder hart doorgronden.
God die tot ons Zijn liefde zendt,
heeft zich met ons verbonden.


Waar wij ook gaan, waar wij ook staan,
God staat ons steeds terzijde.
Hij is het licht in ons bestaan,
Zijn woord wil ons verblijden.
Gods trouw duurt tot in eeuwigheid,
oneindig is Zijn liefde.
Steeds tot vergeving weer bereid,
wanneer ons hart Hem griefde.


Elk die God als zijn leidsman heeft,
gaat nimmermeer verloren.
Wanneer zijn ziel met Hem verkleeft,
steeds naar Zijn woord blijft horen.
Zijn levensweg wordt geplaveid,
met rijke zegeningen.
Tot God hen eens heeft ingeleid,
gemaakt tot hemelingen.
Justus A. van Tricht


Bezwangerd door Gods Geest,
heeft zij het kind voldragen.
Dat komend ons geneest,
voor ons het kruis zal dragen.
Kind dat van schuld bevrijdt,
dat zonden doet vergeven.
Kind dat in ’t licht ons leidt,
de weg naar ’t eeuwig leven.


Mens die de band herstelt,
met God die was verbroken.
Wiens woord het heil ons meldt,
Hij wordt voor ons gebroken.
Zijn lichaam brood dat voedt,
Zijn bloed voor ons vergoten.
Geen grotere liefde ontmoet,
gekroond, gekruist, doorstoten.


De Deur, de Weg is Hij,
het Licht der wereld beiden.
Die komt voor U en mij,
met liefde en verblijden.
Sluit Hem dan in Uw hart,
en laat Hem daar in wonen.
Die helend ziekte en smart,
Zijn woord van macht zal tonen.
Justus A. van Tricht


Jij mag dan zijn gestorven,
ik geloof dat jij nog leeft.
Een plaats nu hebt verworven,
bij Hem, die leven geeft.
Jouw naam blijft in mij klinken,
echoend in mijn hart.
Jij bent waar sterren blinken,
dichtbij Gods Vaderhart.


Jij mag dan zijn begraven,
’t is slechts je lichaam maar.
Het woord van God doet staven,
je ziel en geest zijn daar.
Waar engelen je omringen,
Gods serafijnen zijn.
Met wie je blij mag zingen,
in ’s hemels heldere schijn.


Jij bent voor mij geen dode,
je leeft nog voort in mij.
Wat God jou heeft geboden,
schenkt Hij ook eens aan mij.
Je lichaam bleef hier achter,
gedekt door koele steen.
Maar bij de hemelwachter,
is niemand meer alleen.


De dood is slechts de doorgang,
naar ’t leven, naar het licht.
Die brengt ons geen teloorgang,
wij worden opgericht.
Het lichaam dat wij krijgen,
als God het eens opwekt.
Zal nooit naar ’t oude neigen,
door zonde en schuld bevlekt.


God maakt ons nieuwe mensen,
herschapen naar zijn beeld.
Opnieuw en naar zijn wensen,
geheeld en onverdeeld.
Ik blijf de dag verwachten
door God beloofd voorspeld.
Met jou in mijn gedachten,
je eens tegemoet gesneld.


God laat zijn vreugde proeven,
Hij voert ons naar het licht.
Hij schenkt troost in bedroeven,
maakt duisternis tot licht.
In Hem zijn wij geborgen,
Hij zegent ons bestaan.
Tot wij eens op de Morgen,
voor zijn troon zullen staan.


Melodie  Op bergen en in dalen

Justus van Tricht


God heeft Zijn woord vervuld.
Hij heeft Zijn Zoon gezonden.
In doeken ligt gehuld.
De Redder onzer zonden.


Gods engel bracht het bericht.
Liet het aan Herders horen.
In Beth’lems stal daar ligt.
Het kind voor ons geboren.


Dit kind is ’s werelds licht.
Wat God voor ons laat schijnen.
In ’t duister opgericht.
Wat nimmer zal verdwijnen.


Drie wijzen volgden ’t spoor.
Hen door een ster gewezen.
Hij ging hen leidend voor.
Die ’t kind hun eer bewezen.


Hij zal eens koning zijn.
In hemel en op aarde.
De vorst van groot en klein.
Als zijn liefd’ hen vergaarde.
Justus A. van Tricht


Hij ging genezend door het land,
zocht waar gekwetsten zich bevonden.
Hij sprak hen toe reikte Zijn hand,
Hij heelde en vergaf hun zonden.
Aan blinden gaf Hij het gezicht,
verlamden, kreupelen liet hij lopen.
Die door Zijn woorden opgericht,
op nieuwe toekomst mochten hopen.


De Heer sprak van het Koninkrijk,
dat God op aarde eens zou stichten.
Hij Zoon, gaf van Zijn liefde blijk,
door moede harten op te richten.
Hij was het die steeds vreugde bracht,
en mensenharten deed verblijden.
Hij was op s’ mensen heil bedacht,
en van het lijden hen bevrijden.


Zijn naam klinkt tot vandaag nog door,
als de Verlosser, Goede Herder.
Hij wijst de weg en gaat ons voor,
en aan Zijn hand leidt Hij ons verder.
Hij wil voor ons de schuilplaats zijn,
die ons zal hoeden voor gevaren.
Om in Zijn licht dat voor ons schijnt,
op ’t pad des levens te bewaren.
Justus A. van Tricht


Er is een kind geboren,
geboren in een stal.
De wereld moet het horen,
dat Hij haar redden zal.
Zijn stem zal eens weerklinken,
als Hij de wegen baant.
En met ons eten, drinken
die ons in liefd’ vermaant.

God heeft Hem uitverkoren,
geboren uit een maagd.
Die naar Zijn stem deed horen,
wiens hart Hem heeft behaagt.
Zij heeft Gods Zoon gedragen,
gedragen in haar schoot.
Tot in haar laatste dagen,
en Hem het leven bood.

Hij heeft Gods huis verlaten,
nu is de aard zijn thuis.
Straks gaat hij door de straten
en draagt voor ons het kruis.
De zonden zal Hij dragen,
dragend de wereld uit.
En doen wat God deed vragen,
hand’lend naar Gods besluit.

Er is een kind geboren,
dat Jezus wordt genoemd.
De wereld moet het horen,
Zijn naam moet zijn geroemd.
Hij hoort te zijn aanbeden,
gaat ons als leidsman voor.
Door heden en verleden
gaat zijn onwisbaar spoor.
Justus A. van Tricht


Laat ieder woord wat wij doen spreken,
omgeven door de liefde zijn.
Opdat het harten niet zal breken,
maar steeds oprecht en eerlijk zijn.
Voor onze lippen hoort een wachter,
waardoor ’t venijnig woord niet glipt.
Die zorgt dat ’t kwade woord er achter,
niet onverhoeds naar buiten slipt.


Een woord kan zegenen of verwonden,
kan helend of tot schade zijn.
Tot breuken leiden en tot zonden,
kwetsuren vol van diepe pijn.
Want liefdewoorden doen verbinden,
terwijl het kwade scheiding brengt.
Daar waar men ’t liefdewoord doet vinden,
ervaart men dat men liefde schenkt.

Justus A. van Tricht



De wolken scheurden wijd vaneen,
vanuit de hemel naar beneen.
Werd lichtglans naar de aard gezonden,
in brede bundels saamgebonden.
Van hemel ladders daalden neer,
’t door God gezonden engelenheir.
Dat aan de herders in het veld,
de komst van ‘t Christuskindje meld.


Zij zochten ’t kind in Bethlehem,
aanbaden en vereerden Hem.
En melden daarna in het rond,
dat God Zijn eengeboorne zond.
Die mare ging van mond tot mond,
zo deden zij van ‘t kindje kond’.
Dit kind genoemd de vredevorst,
zal ’t zijn die onze zonden torst.


Hij zal het zijn die ons bevrijdt,
ons eens de hemel binnenleidt.
Die voor ons weer de weg ontsloot,
doordat Hij kiest voor kruis en dood.
En zo tot God de Vader leidt.
wiens liefde nimmer van ons scheidt.
Door hoogten en door diepten heen,
laat God Zijn kind’ren niet alleen.
Justus A. van Tricht


Heer schenk mij kracht om door te strijden,
schenk mij de moed om door te gaan.
Al gaat de weg langs pijn en lijden,
Heer, wees het licht in mijn bestaan.


Laat mij toch vreugde weer ervaren,
na zoveel tijd van droefenis.
Heer laat mij zien doe mij verklaren,
de weg die ’t beste voor mij is.


Laat mij bij U op adem komen,
met alles wat mijn hart bezwaard.
En uit mijn hart de tranen stromen,
die U in liefd’ voor mij vergaard.


Mijn hart doet Heer in stilte schreeuwen,
slechts U bent ’t die mijn kreten hoort.
Gedachten vliegen voort als meeuwen,
waarin steeds ’t kwetsend woord gehoord.


Heer, moeizaam strompelend ga ik verder,
zie toch Uw kind dat tot U vlucht.
Dat U steeds zoekt, de goede Herder,
wat schreeuwt om adem en om lucht.
Justus A. van Tricht


Heer ’s levens last weegt mij zo zwaar,
die op mijn schouders Heer doet drukken.
Met pijn in ’t hart die ik ervaar,
waaronder ik mijn God doe bukken.
Ik roep in mijn verlatenheid,
tot U om naar mijn stem te horen.
Heer wees mij kind tot hulp bereid,
en laat voor mij Uw vrede gloren.


Ik leg voor U mijn moeiten neer,
mijn hart geopend met mijn zorgen.
Heer, breng daarin een ommekeer,
ik wacht verlangend op de morgen.
Waarop Uw licht mijn zorg verdrijft,
en ik weer bevrijd kan ademhalen.
Waarop geen zorg mij meer beklijft,
Uw stille vree in mij zal dalen.
Justus A. van Tricht


Heer trek mij uit de diept’ omhoog,
waar donkerheid mij doet omgeven.
Stel Heer Uw licht weer voor mijn oog,
wek mijn verslagen hart tot leven.
Schenk mij weer uitzicht Heer en hoop,
weer nieuwe kracht, maak mij herboren.
Ik weet mij verbonden door de doop,
dat ik U Heer mag toebehoren.


Heer maak voor mij de wegen vrij,
die voet en voortgang mij blokkeren.
Ik roep tot U, sta mij terzij,
en leidt mij Heer naar vredesferen.
Hoe zal ik anders verder gaan,
Heer vat mijn hand en wil mij leiden.
Heer, zie mij toch genadig aan,
en voer mijn wegen naar verblijden.
Justus A. van Tricht



Als een stormwind doet Hij razen,
dalend uit de hemel neer.
Komend met zijn krachtig blazen,
zet zijn vuur zich op ons neer
Vlammen die het hoofd niet schroeien,
met hun felle gouden gloed.
Vuur wat harten doet doorgloeien,
als Gods Geest met vuur begroet.


Komend vanuit alle streken,
komt Hij wervelend op ons aan.
Kracht en vuur is ons gebleken,
Hij laat ons elkaar verstaan.
De barrières zijn doorbroken,
ieder hoort in eigen taal.
Van Gods boodschap niet verstoken,
horen wij hem allemaal.


Met Gods Geest thans in ons midden,
met zijn gaven zevenvoud.
Mogen wij om wijsheid bidden,
steeds weer op de Geest vertrouwd.
‘t Is de Geest die ons wil leiden,
hoofd en hart het inzicht geeft.
Geest van God die zal verblijden,
als de waarheid in ons leeft.
Justus A. van Tricht


Hij die God als zijn toevlucht heeft,
de burcht waarin hij vrij mag schuilen.
Als rondom hem de aarde beeft,
en ’t pad des levens vol met kuilen.
Hij weet dat niets hem treffen zal,
en dat de Heer zich zal ontfermen.
Die hem zal leiden uit het dal,
hem op zijn levensweg beschermen.


Al wie Hem aanroept in de nood,
wiens hart zich tot de Heer doet wenden.
Ervaart Gods liefde rijk en groot,
Hij heft hen op uit de ellenden.
Want nieuwe wegen baant de Heer,
Hij leidt en weidt op goede paden.
Hij ziet in liefde op hen neer,
en zorgt dat niets hun hart zal schaden.
Justus A. van Tricht


24 augustus 2008


God heeft de hemelpoort ontsloten,
waaruit Zijn Zoon is neergedaald.
Met licht de aarde overgoten,
aan herders ’t blijde woord verhaald.
Door engelen werd hun vermeld,
dat Jezus Christus was geboren.
Die waakten in het vrije veld,
van zijn geboorte deden horen.


Zij zijn naar Bethlehem getogen,
en vonden daar het Christuskind.
Zij keken ‘t kindje in de ogen,
wat in een kribbe zich bevindt.
Zij deelden in de grote vreugde,
met Jozef en Maria saam.
Z’ aanbaden ’t kind dat hen verheugde,
en brachten eer aan Zijne naam.
Justus A. van Tricht