Nederlandse-gedichten



Wij reizen naar 't beloofde land,
en God trekt met ons mee.
Hij gaat ons voor naar 't vaderland,
door 't water van de zee.
En wat de toekomst brengen moog,
de Heer blijft ons nabij.
Wij krijgen kracht steeds van omhoog,
ja, Israels God maakt vrij!


In 't duister van de lange nacht,
licht God in wolken op.
Hij voert ons door woestijnen heen,
de Heer gaat steeds voorop.
Hij voedt en laaft ons op die tocht,
de Heer Hij is getrouw!
Hij trekt ten strijde met ons mee,
wie drijft ons in het nauw.


Een land van melk en honing heeft,
de Heer aan ons beloofd.
En niets en niemand op die weg,
wordt aan Zijn hand ontroofd.
Al kennen wij nog kommernis,
loert overal de dood.
Het is de Heer die met ons is,
bevrijder uit de nood.


Hij voert ons door de dalen heen,
en leidt ons naar de top.
Vanwaar het uitzicht heerlijk is,
het land licht voor ons op.
Het duurt nog slechts een korte tijd,
dan zullen wij daar zijn.
Vergeten is dan alle zorg,
de moeiten en de pijn.


Wij moeten nog door de Jordaan,
de laatste hindernis.
Door 't wassend water overgaan,
dat nu nog voor ons is.
Vat moed het land is nu bereikt,
de Heer Hij zij geloofd.
De eerste schreden zijn gezet,
in 't land door God beloofd.


En nu de tocht ten einde loopt
Jeruzalem in zicht.
De stad waarop zo werd gehoopt,
weerklinkt ons lofgedicht.
Dan mogen wij er binnen gaan,
dan zijn wij eindelijk thuis.
Ontvangen wij een onderdak,
voor eeuwig in Gods huis.


C. (Uit de bundel Uit de maalstroom van hetleven)


De tekst is door de auteur getoonzet en op aanvraag verkrijgbaar.

Justus A. van Tricht


27 april 2006


Hoog in toren speelt de beiaardier,
en laat de klokken van zijn beiaard horen.
Verheven boven 't bruisend stadsvertier,
klinken hun stemmen die mijn hart bekoren.
Zij buitelen van hoog tot laag door een verweven,
met bronzenklank van licht en zwaar geluid.
Dat over stad en velden weg doet zweven,
en waaiend op de hoge winden uit.


Hun tinkelend geluid dat blij weerklinkt,
in 't samenspel van speelse harmonieen.
Is wat tot in de huizen ver doordringt,
en horen laat van muzikale fantasieen.
De klokkenist wiens vuisten het klavier beroeren,
de stokken slaand met rustige ritmiek.
Laat stem voor stem de klank ten hemel voeren,
die genoteerd staat op een blad muziek.


De klokken zingen blij hun vrolijk lied,
en hun cadans doet iedereen verblijden.
Wie naar het topje van de toren ziet,
hoort hoe hun stemmen samen glijden.
Met stil ontzag geboeid door wat zijn oren horen,
door wat de beiaardier aan 't carillon onthaalt.
Wordt door hem zwoegend in die hoge toren,
door 't klokkenspel iets van geluk verhaald.


Want feestelijk en blij weerklinkt hun stem,
die zij al parelend en hoogverheven.
Verheffen boven land en stad om hem,
ook tot de mensenharten uit doen zweven.
Om iets van vreugde en geluk daar in te leggen,
wat doorblijft klinken als hun stem eens zwijgt.
Zodat hun woorden toch iets blijven zeggen,
dat voor elk mens opnieuw zijn waarde krijgt.
Justus A. van Tricht


26 april 2006


Een zachte stem doet roepen,
een woord van liefde klinkt.
Dat warm mij aan doet spreken,
mij raken doet, mij dringt.
Een hand wordt uitgestoken,
en teder aangeraakt.
Wordt zacht in mij ontstoken,
licht, dat gelukkig maakt.


Een arm doet mij omsluiten,
met liefdevolle druk.
Een warme blik besluiten,
mijn muren vallen stuk.
Geen steen blijft op de ander,
wijd open gaat de deur.
Hij maakt van mij een ander,
mijn leven krijgt weer kleur.


Geen afstand meer geen kilte,
geen opgetrokken muur.
Geen duisternis, geen stilte,
maar nu een liefdeviuur.
Geen eenzaamheid voortdurend,
die in mijn hart meer knaagt.
Maar liefde eeuwigdurend,
die om een antwoord vraagt.


Gij Heer hebt mij geroepen,
uit duisternis en nacht,
Gij hebt tot mij gesproken.
Gij hebt op mij gewacht.
Mijn muren opgetrokken,
van steen hebt Gij geslecht.
Gij hebt Heer op de brokken,
Uw fundament gelegd.


Het fundament van liefde,
geen muren meer van steen.
Gij stelt mij in de ruimte,
niet langer meer alleen.
Het licht door U ontstoken,
het liefdevuur, Uw woord.
Vraagt mij onafgebroken,
gevend U wederwoord.
Justus A. van Tricht


27 april 2006






God toont Zijn majesteit,
Zijn schepping uitgebreid,
doet van Zijn grootheid zingen.
Het licht van zon en maan,
de sterren die er staan,
laat flonkering ontspringen.


Hun licht dat d' aard beschijnt,
met hemelglans omlijnt.
zendt vrolijk ons haar stralen.
Op 't hemels blauw fluweel,
verschijnt op het toneel,
steeds weer hun blij verhalen.


Hun glans als diamant,
zo helder transparant,
blijft aan de hemel blinken.
Het zonlicht warm, als goud,
het maanlicht zilver, koud,
't licht waar wij in verzinken.


Geen grootser licht bestaat,
dan 't licht waar in God gaat.
't Licht waar in Hij doet wonen.
Dit Licht der eeuwigheid,
Licht van Gods heiligheid,
zal Hij de wereld tonen.


Wie in dit licht mag staan,
gezegend is voortaan,
de mens die 't wordt geschonken.
Gods Woord het blijde bericht,
draagt in zich ook dat Licht,
het heeft voor u geklonken.


God wiens beloft vervuld,
Zijn woord in 't Licht onthult,
is 't Licht voor onze voeten.
Wie wand'len in dit licht,
voor 's Heren aangezicht,
zullen Hem blij ontmoeten.


Melodie: lied 66 L.v.d.K

Justus A. van Tricht


26 april 2006
Ik vraag U om een beetje licht,
in 't duister dat beknelt.
Ik vraag U om een beetje zicht,
in nood aan U verteld.
Ik vraag U Heer om wat begrip,
ik vraag U om verstaan.
Ik vraag U om die lichte stip,
om daar op af te gaan.

Ik vraag U om een beetje moed,
om door te kunnen gaan.
Ik vraag U om een beetje kracht,
om sterk te blijven staan.
Ik vraag U Heer om in mijn strijd,
aanwezig steeds te zijn.
Ik vraag U om meer toegewijd,
Uw volgeling te zijn.

Mijn kind Ik schenk je volop licht,
zodat het duister wijkt.
En in je nood breng Ik het zicht,
waardoor de uitkomst blijkt.
Want Ik begrijp, en doe verstaan,
al wat je tot mij sprak.
Mijn hart is zeer met jou begaan,
omdat wat 't jouwe brak.

Ik schenk aan jou, de moed, de kracht,
Ik schenk je rust en vree.
Omdat je 't heil van Mij verwacht,
trek Ik ook met je mee.
Je mag Mij volgen zie die stip,
maak Ik voor jou tot ster.
Koers daarop met je levensschip.
Mijn haven is niet ver!

Ik zal je leiden door de nacht,
van smart en zorgen heen.
In 's levenstorm, houdt Ik de wacht,
Ik laat je nooit alleen.
De wind zal luist'ren naar Mijn stem,
de golven worden vlak.
In 't hemelse Jeruzalem,
bied Ik je eens onderdak!
Justus A. van Tricht
27 april 2006


Het kon niet zwaarder, niet gemener,
niet laffer, alles bij elkaar.
Dat men U Heer, de hulpverlener,
kruisigde naast een moordenaar.
Want vrijspraak lag het meest voorhanden,
maar daartoe was men niet bereid.
Pilatus waste zelfs zijn handen,
in 't water der onschuldigheid.


Aan de Romeinen uitgeleverd,
bent U de zware weg gegaan.
En op de kruisdood afgestevend,
het hout waaraan men U deed slaan.
U hebt geleden, bent gestorven,
U nam de zond' der wereld weg.
Ons zo nieuw leven weer verworven,
vergeving, vrijspraak, was Uw weg.


De steen die Uw graf deed omsluiten,
werd na drie dagen weggerold,
U trad als overwinnaar buiten,
de doodsmacht had U opgerold.
U deed het licht voor ons weer schijnen,
waardoor de duisternis vergleed.
Waarvan de glanzen en de lijnen,
U speels ons weer ontmoeten deed.


Als U die weg niet had betreden,
dan waren wij Heer niet bevrijdt.
Maar hadden wij nog steeds geleden,
aan 't kwaad door ongehoorzaamheid.
Dan was er vrijspraak nooit gekomen,
van onze zonden, onze schuld.
Maar had de dood zijn recht genomen,
in 't eeuwig duister ons gehuld.


Maar nu de dood is overwonnen,
en U getoond heeft hem Uw macht.
Is 't nieuwe leven Heer begonnen,
het leven wat ons daarna wacht.
De dood is nu slechts overstappen,
van hier de aardse werkelijkheid.
De hemel zal ons overkappen,
door vrijspraak, 't licht der eeuwigheid.

Justus A. van Tricht


26 april 2006


Overal waar Jezus komt,
geschiedt een woord een teken.
Daar maken mensen keus voor Hem,
zij volgen Jezus op Zijn stem.
Gods Geest toont in Hem wie Hij is,
de vorst van liefde en lafenis.
Die opbouwt, niet wil breken.


Overal waar Jezus komt,
wordt weer een mens genezen.
Of hij nu lam is blind of doof,
als hij maar komt tot Hem in geloof.
In Jezus laat God 't telkens zien,
Hij heelt melaatsen alle tien.
Hij laat verheugd hen wezen.


Overal waar Jezus komt,
doet Zijn hand vaak een wonder.
Veranderd water eens tot wijn,
zal 't teken van Gods goedheid zijn,
vermenigvuldigd brood en vis,
delend aan hen wie hong'rig is.
Geen mens kan daarvan zonder.


Overal waar Jezus komt,
heerst vaak consternatie.
Doden worden levend weer,
op het woord van Hem de Heer.
Mensen zien dan heel verbaasd,
Hij weer 't leven in hen blaast.
God verleent Zijn gratie.


Overal waar Jezus komt,
brengt Hij licht en vrede.
Spreekt men van zijn daden rond,
gaande luid van mond tot mond.
Luist'ren doen zij allen naar,
al Zijn woorden wonderbaar.
Voor hen houdt Zijn rede.


Overal waar Jezus komt,
komt Hij met bevrijden.
Boze geesten drijft hij uit,
zwijnen in, jaagt hen vooruit.
Menselijk lijden wordt verlicht,
voor Zijn Goddelijk aangezicht.
Hij doet hen verblijden.


Overal waar Jezus komt,
ook hier in ons midden.
Brengt Hij ons verandering,
laat ons leven in de kring.
't Licht der wereld wil Hij zijn,
dat verlost van angst en pijn.
Als wij er Hem om bidden.

Justus A. van Tricht


27 april 2006


Die ene traan was zo veelzeggend,
een boekdeel dat stilzwijgend sprak.
Waarin zo veel stil lag verborgen,
wat van binnen, nu doorbrak.
Woordeloos was het begrijpen,
door die blik, strelende hand.
In de stilte met jou samen,
bij een kaars, voor jou gebrand.


Woorden waren niet meer nodig,
want taal en spreken bleek te veel.
Maar op gevoelsnieveau verbonden,
nam ik aan dit feest met jou nu deel.
Intens genietend van de uren,
vasthoudend 't kostbare moment.
Voor altijd in mijn hart geschreven,
waar 't hart geen woorden meer voor kent.


Je ogen heb je zacht gesloten,
je handen vouwend in elkaar.
Ik sprak: "Ga nu maar rustig slapen,
ga nu maar heen, verlaat mij maar".
Ik heb nog urenlang gekeken,
de moeite week van je gezicht.
En heb je handen zacht doen strelen,
Ik wist, je bent nu in Gods licht!

Justus A. van Tricht


26 april 2006


Kom met Uw licht dat het duister verdrijft.
Kom met Uw woorden van vrede.
Kom met Uw liefde, Uw zeeg'nend verblijf.
Wendt Heer tot ons Uwe schreden.
Wees in ons leven de bron de fontein,
die ons verkwikkend zal laven.
Waarvan Gij het water zo helder laat zijn,
schenk ons Uw hemelse gaven.


Zuiver ons hart Heer, vernieuw ons bestaan,
wil ons van 't kwade bevrijden.
Zie in genade Uw kinderen aan,
kom met Uw heerlijk verblijden.
Spreek slechts een woord, dat verlost, uit Uw mond,
reik ons Uw hand wil ons leiden.
Wil ons genezen maak ons weer gezond.
Wil in Uw liefde ons weiden.


Heer Uw nabijheid, Uw stok en Uw staf,
laat die tot troost ons steeds wezen.
Draag ons in Uw liefde, die over het graf,
ons voor de dood niet laat vrezen.
Heer in Uw trouw en Uw liefde bewaard,
zullen wij eens mogen komen.
Naar Uw beloften als schapen vergaard,
door U geweid aan Uw stromen.

Justus A. van Tricht


27 april 2006


Op hoge winden daalt Hij neer,
vanuit de hemelse gewesten.
Hij zet zich op de hoofden neer,
en doet zich in de harten nesten.
Een vuurvlam doet haar daar ontsteken
waarvan de gloed het niet verschroeit.
De Geest van God laat tongen spreken,
gehoord, verstaan in taal die boeit.
Vol vreugde zet Hij mensenharten,
in vuur en vlam die niet verteert.
Maar die aan Perzen. Meden, Parten,
't verlossend evangelie leert.



Gods Geest Hij waait waarheen Hij wil,
aanzwellend met een krachtig ruisen,
In alle bomen luisteren stil,
de vogels naar Zijn heftig bruisen.
De ganse wereld doet Hij overtrekken,
en toont in vuur en vlam Zijn aard.
Aan mensenharten andere plekken,
waar Hij in vuur en vlam verklaard.
De dingen uit Gods hart gegrepen,
waar God Zijn waarde aan heeft gehecht.
En wat door ons nog niet begrepen,
ons door de Geest wordt uitgelegd.


De Heilige Geest is 't die ons leert
ons naar het woord van God te voegen,
Opdat een ieder zich bekeert,
en handelend leeft naar Gods genoegen.
Hij die Gods wil zal openbaren,
en 't licht laat schijnen op Gods woord.
Opdat wij ieder woord bewaren,
tot ons gesproken en gehoord.
Wij mogen om de gaven bidden,
de rijke gaven van Gods Geest,
Die zal Hij schenken in ons midden,
Hij maakt het steeds weer Pinksterfeest!


Het is de Heilige Geest die troost,
wanneer wij door 't verdriet bevangen,
Zijn kracht ervaren 't aller grootst,
wanneer ons hart die doet verlangen.
De Geest wil ons de vreugde schenken,
die bovenmate ons verblijdt.
Met Zijn aanwezigheid gedenken,
en ons Gods voorhof binnenleidt.
Ja alom is Hij tegenwoordig,
met inzicht, wijsheid, goede raad.
Waar wij gehoorzaam, onderhorig,
het allermeest mee zijn gebaat.


Gods Geest die ons genezing brengt,
wil lichaam, hart en ziel doorstromen.
Verlichtend onze geest besprengt,
met licht dat uit Hem voort doet komen.
Dat uit de bronnen Gods komt vloeien,
in eeuwige oneindigheid.
Waarin wij mogen groeien bloeien,
levend van Gods barmhartigheid.
Gods Geest wijst ons op Gods genade,
waarin Hij alle mensen blij.
Met hemelrijkdom overladen,
die schenken wil aan U, aan mij.
Justus A. van Tricht


25 april 2006


Wie kan het leed beseffen, de pijn, de ademnood,
die aan het kruis geleden, werd tot de bitt're dood?
Wie zou daarvan niet huiv'ren en gruwen als hij 't zag,
en zo een mens zag lijden, veroordeeld op een dag.
Met spijkers in zijn handen en voeten, scherp doorboord,
het kreunen en het zuchten, de doodsnood aangehoord.


Wie kan de blik verdragen, die worsteling die strijd,
die zo een mens doet slopen, als dorst zijn lippen splijt.
Wie blijft er onder 't kermen en smeken onberoerd,
als hij dit moest aanschouwen, elk woord verbijsterd snoert.
Een marteling die langzaam, een mensenleven snoeit,
totdat door felle koortsen, de levensgeest vervloeit.


Toch stonden vele mensen, eens om het kruis geschaard,
om toeschouwers te wezen, hoe zo'n klus werd geklaard.
Zij zagen daar hoe Jezus, Zijn laatste schreden deed,
en men Hem voor hun ogen ruw van Zijn kleed ontdeed.
Hoe men Zijn handen spreidde, daarin de spijkers sloeg,
en Hij voor Zijn belagers, aan God vergeving vroeg.


Ook sloeg men door Zijn voeten,de spijkers in het hout,
die taak was de Romeinen, als beulen toevertrouwd.
Er werden nog twee mensen gekruisigd aan Zijn zij,
en tot de dood veroordeeld, te hangen zoals Hij.
Zij waren beiden schuldig aan een bedreven moord,
en zich niet aan de wetten in Israel gestoord.


Wat is dan toch de reden van Jezus stervenslot,
alleen om dat Hij goed deed, zich noemde Zoon van God?
Hij heeft slechts door Zijn lijden de wil van God vervuld,
de wereld te bevrijden, van oordeel en van schuld.
En daarom moest Hij sterven, de wrede dood aan 't kruis,
opdat Hij zou ontsluiten, de weg naar 't Vaderhuis.


Hij heeft aan 't kruis gehangen, de helse pijn doorstaan,
en voor wie Hem aanschouden,die smarten ondergaan.
Men stond er onbewogen, bespottend, joelend bij,
Gij zijt toch onze koning, waar is Uw heerschappij?
Aan 't schouwspel kwam een einde toen Jezus gaf de geest,
toen sprak een der Romeinen, Hij is Gods Zoon geweest.


Hij heeft voor ons gedragen, de zondelast zo zwaar,
waarvan het kruis het teken is, Zijn liefdevol gebaar.
Wie onder ons zou in zijn liefd', zich offeren zoals Hij,
en aan het kruis ten ondergaan voor mensen zoals wij?
Geen mens ter wereld maakt die keus, vrijwillig voor dit leed,
het maakt mij stil dat Jezus wel, die keuze voor ons deed!

Justus A. van Tricht


27 april 2006


Ieder voor zich en God voor ons allen,
dat is het motto van deze tijd.
De sterken die blijven, de zwakken zij vallen,
in harde en bittere eenzaamheid.
Afstandelijk zijn wij als mensen geworden,
steeds minder begaan met de naaste als mens.
De wereld is meer tot een ijskast verworden,
waar ieder zijn weg gaat, zijn doel heeft, zijn wens.


Harder en killer wordt het en steeds kouder,
rondom ons heen blijkt de liefde verkild.
Geen zorg voor de ander die gaandeweg ouder,
een kwijnend bestaan leidt, alleen en verstild.
Het gaat in het leven steeds meer om de centen,
en normen en waarden vervagen steeds meer.
Met steeds het gevecht om de pap vol met krenten,
en dat in een grimmig vijandige sfeer.


Geweld moord en doodslag zijn dagelijkse berichten,
veraf en dichtbij zien wij zinloos geweld.
Maar pogingen om weer de vrede te stichten,
op een hand vol met vingers al spoedig geteld.
Terreur doet ons leven steeds vaker bedreigen,
geen middel uitvoerbaar wordt daarbij geschuwd.
Het leed in de wereld valt niet te verzwijgen,
waar d' ene mens d' andere de afgrond in duwt.


Kom Heer met Uw kracht en Uw woord in ons midden,
en trek toch Uw zwaard tegen onrecht en kwaad.
De schare wordt kleiner die U er om bidden,
dat vrede mag heersen die U komen laat.
Laat Heer in ons hart toch de liefde weer bloeien,
en die overwinnen met warmte de kou.
Bevrijdt ons toch Heer van de knellende boeien,
Heer wees ons genadig, in liefde en trouw.

Justus A. van Tricht


25 april 2006



 

Elk hart waarbinnen Christus woont,
waar Hij mag heersen, waar Hij troont,
kent licht, kent rust, kent vrede.
Daar kent men het geheimenis,
van wat een mens in Christus is,
de bron van kracht, de reden.
Daar is een band, een diep contact,
dat dagelijks weer wordt opgepakt,
waar liefde wordt beleden.

Wanneer de liefde is ontvlamt,
die uit de hemelbronnen stamt,
verschijnt haar gloed naar buiten.
Een blijde glans straalt van 't gelaat,
daar waar men Christus binnen laat,
een vuurvlam niet te stuiten.
Die alles in haar gloed omvat,
laat spreken van die grote schat,
en dat ook blij wil uiten.

Waar Christus in de harten leeft,
die met Zijn heil de mens omgeeft,
weet men van eeuwig leven.
Daar put men uit de eeuw'ge bron,
waar 't nieuwe leven mee begon,
wat Hij ook u wil geven.
Want al wie Christus binnen laat,
wordt rijk gezegend en hij gaat,
voortaan met licht omgeven.

Hij neemt de lasten van U af,
en leidt u door Zijn herderstaf,
Hij is de GOEDE HERDER.
Wie bij de Heer zijn lasten laat,
vindt bij Zijn liefdewoorden baat,
en kan bemoedigd verder.
Elk hart dat aan Hem woonplaats biedt,
vindt troost en heling als hij ziet,
in Hem de Heer, zijn redder.
Justus A. van Tricht
27 april 2006




Het warme schijnsel van het kaarsen licht,
straalt sfeervol door de ramen van de oude kerk naar buiten.
Waar het in d' avond de contouren van 't gebouw verlicht,
en enkele vogels nog een laatste deuntje fluiten.
Het psalmgezang weerklinkt door orgelklank gedragen,
luid door de muren over 't stille plein.
"God heeft in mensen en de schepping welbehagen",
Hij wil hun Herder en hun trouwe Leidsman zijn.


't Is Kerstmis en de wereld wit gewold.
een witte deken heeft zich over alles heen doen spreiden.
Ook op de daken ligt het sneeuwkleed hoog en dik gebold.
en in de straten waar nog kinderen op hun sleetjes glijden.
Het Heilig Kind wordt deze nacht weer toegezongen,
dat kwam om vree te brengen op deez' aard'.
Zoals ons eens verteld door blijde eng'lentongen,
en 't heil der wereld aan ons is geopenbaard.


Maar ondanks witte sneeuw op elke boom,
blijkt nog op d' aarde vrede niet te zijn gekomen.
En blijft die vrede voor ons nog een stille droom,
waarnaar de mensheid uit blijft zien tot hij zal komen.
Nog is er in de wereld strijd en vloeien tranen,
en lijdt de mensheid aan gebrokenheid.
Maar eenmaal zal de vrede zich een weg doen banen,
dan wordt de mensheid van haar smart en druk bevrijd.

Justus A. van Tricht


25 april 2006


Het smartelijk kruis waaraan Hij werd gehangen,
met spijkers wreed door hand en voet doorboord.
Zijn vingers die zich door de scherpe pijn bevangen,
fel kromden bij de slagen in het hout gehoord.
Zijn lippen die vergevend woorden spraken,
tot hen wiens wiens hand de spijkers in Zijn lichaam joeg.
Genadeloos wisten zij die met kracht te raken,
terwijl Hij God de vader voor hun daad vergeving vroeg.


Gekroond met doornen, die Hem scherp doorstoken,
werd hij bespot, vernederd en gehoond.
Zo werd vervuld het woord dat eens is uitgesproken,
hoe God in Hem de wereld heil en redding toont.
Wie kan dit lijden dat Hij wilde dragen,
beseffen en doorgronden met geheel zijn hart?
De striemen en de wonden toegebracht, de slagen,
de eenzaamheid doorworsteld en de scherp gevoelde smart.


De aanblik van het kruis doet mij alleen maar gruwen,
stil overdenkend hoe die marteling mij raakt.
Dat Christus die in liefde voor ons niet deed schuwen,
wiens dood ons tot verloste mensen heeft gemaakt.
Het kruis waaraan Hij lijdend heeft gehangen,
en 't graf waaruit Hij glorierijk is opgestaan.
Kan slechts ons hart met dankbaarheid bevangen,
steeds als wij bij het kruis weer in gedachten staan.


Dit kruis leert aan ons ook ons kruis te kunnen dragen,
en daarin navolgers van Hem te mogen zijn.
Wetend dat Hij een zwaarder kruis eens heeft verdragen,
dan voor een mens maar mogelijk zou zijn.
Hij droeg der wereld schuld en al haar zonden,
een last die zwaarder is dan 't kruis dat op ons drukt.
Laat daarom klinken blij uit onze monden,
Hem lof die ons aan de vergetelheid der dood ontrukt.


Zijn sterven en Zijn uit de bitt're dood verrijzen,
Zijn overwinning van de dood bracht ons het licht.
Hij heeft de deur naar 's hemels rijke paradijzen,
door 't kruis ontsloten dat op Golgotha stond opgericht.
Maar ook ons kruis wil Jezus doen verlichtten,
daarin van dag tot dag ook mede drager zijn.
Opdat wij door de druk niet struikelen of zwichten,
maar op een dag met Hem ook overwinnaars zullen zijn.
Justus A. van Tricht


27 april 2006


Op steengrond kan geen liefde bloeien,
daar kiemt de roos der liefde niet.
Zij kan niet wortelen en groeien,
niet geven wat de liefde biedt.
Slechts in de zachte rulle grond,
waar zij kan wortelen en aarden.
Waarin zij voedingsbodem vond,
daar toont zij ons haar rijkdom, waarden.


Want liefde is gelijk een roos,
die stralend in de zon wil sieren.
Haar warme kleuren zacht en broos,
willen graag hart en oog plezieren.
Wie haar niet koestert en bemint,
en niet met water laat besproeien.
Bemerkt een dag waarop hij vindt,
dat droogt' de roos der liefd' deed schroeien.


Dan blijkt haar fleur en glans verwelkt,
en staat verdroogt in stilt' op breken.
Dan zijn haar krachten uitgeteld,
met slechts haar doorn'nen die nog steken.
Maar wie de roos der liefd' besproeit,
haar koestert en zal onderhouden.
Die wordt door wat zij biedt geboeid,
hoe liefde dingen saam kan houden.
Justus A. van Tricht


25 april 2006
O Heilige Geest Gij wervelwind,
die waait waarheen Gij wilt.
Die altijd nieuwe wegen vindt,
en harten blij doortrilt.

In taal en teken toont Gij ons,
het Goddelijke vuur.
Dat Gij op onze hoofden plaatst,
en in ons hart, zo puur.

Gij geeft de mensentong een stem,
die ons verbaasd laat staan.
Het blijde woord dat geeft Gij Hem,
wat ieder doet verstaan.

Gij heft de spraakverwarring op,
de klanken die elk hoort.
Zijn woorden in zijn eigen taal,
het land van zijn geboort'.

Gij plant in ons het liefdevuur,
dat opgloeit in ons hart,
En wilt voor onze levensduur,
de Trooster zijn in smart.

Gij schenkt Uw gaven zevenvoud,
een ieder die z' U vraagt.
En nimmer is een hart meer koud,
als het Uw vlammen draagt.

O Heilige Geest, Gij wervelwind,
daal zegenend op ons neer,
Met vuur dat mensen samenbindt
verbonden met de Heer.
Justus A. van Tricht
27 april 2006


Op de snelweg van het leven,
ging hij dagelijks jachtend voort.
Met geen tijd om liefd' te geven,
aan 't gezin zoals het hoort.
Druk met arbeid en met zaken,
voor wat anders weinig tijd,
Geld, dat deed hem enkel raken,
was daartoe tot veel bereid.


't Woord van God deed hem niets zeggen,
dat vond hij maar lariekoek.
Dat hij naast zich neer deed leggen,
slechts naar winst bejag op zoek.
Hij verloor zijn vrouw en kind'ren,
eenzaam was hij, nu alleen.
Maar 't verlies deed hem niet hind'ren,
want hij had een hart van steen.


't Geld, succes, deed hem verblinden,
waar hij enkel oog voor had.
Maar de Heer wist hem te vinden,
hield hem staande op zijn pad.
Vriend je tijd is thans gekomen,
sprak de Heer der eeuwigheid.
Je moet met mij mee gaan komen,
maar hij sprak: "Ik heb geen tijd"!
Justus. A van Tricht


24 april 2006


Het woord tot ons gekomen,
dat van Gods toekomst spreekt.
Het licht waarvan wij dromen,
het licht dat nooit verbleekt.
Het land van de beloften,
waar vrede heersen zal.
Waar God naar Zijn geloften,
ons binnen leiden zal.
Dat zal aan ons geschieden,
wordt eens aan ons vervuld.
God zal Zijn licht ons bieden,
dat altijd ons omhult.


Zijn vrede zal ons dragen,
die gaat nooit meer teloor.
Dan zijn er nooit meer vragen,
maar zingen wij aldoor.
Ons hoogste lied in sferen,
het Gloria blij uit.
Geen kwaad zal ons meer deren,
wij dansen bij de fluit.
De leeuw zal vriendschap sluiten,
met koe, berin en schaap.
Een zuigeling valt buiten,
bij wolf en slang in slaap.


Gerechtigheid zal heersen,
geen onrecht zal meer zijn.
Gods trouw zal eeuwig heersen,
met liefd' voor groot en klein.
Op bergen en in dalen,
zal klinken blij het lied.
Zij zullen blij verhalen,
van zegen die Hij biedt.
De bomen en de bloemen,
ook zij brengen God d' eer.
De bijen zullen zoemend,
instemmend keer op keer.


De vreugd zal nooit verstommen,
niets wat haar breken kan.
Vaststaand zijn haar kolommen,
niets slaat haar in de ban.
De beken zullen vloeien,
blij ruisend door het land.
Waar alles rijk zal bloeien,
stil langs de waterkant.
Ja alles zal zich voegen,
en in volmaaktheid zijn.
Tot eeuwig welgenoegen,
in 's hemels zonneschijn.



Naar Jesaja 11: 1-10

Justus A. van Tricht


27 april 2006


Laat mij steeds meer op U lijken,
naar Uw beeld gelijkenis.
Vorm mij Heer tot dat mag blijken,
dat 't volmaakt geworden is.
Laat Uw hand als klei mij kneden,
tot het aan Uw beeld voldoet,
En u zeggen kunt tevreden,
"Lieve kind, zo is het goed".


Wil mij tot een sieraad smeden,
dat gelouterd door het vuur.
Rijk de gloed en glans zal dragen,
wat weerspiegelt Uw natuur.
Laat Uw liefde door mij stralen,
zoals zilver 't goud versterkt.
Van de Uwe Heer verhalen,
die G' in mijn hart hebt bewerkt.


'k Doe nog lang niet op U lijken,
Heer want 'k ben nog niet volmaakt.
Zal ik ooit het doel bereiken,
als Uw hand daarvoor niet waakt.
Wil Uw werk aan mij voltooien,
tot U wilt dat ik zal zijn.
Om mij aan Uw hand te tooien,
en daar aan een sieraad zijn.
Justus. A van Tricht


24 april 2006