Nederlandse-gedichten



Eens zal voor ons de morgen dagen,
waarop Gods toekomst blij verschijnt.
En 't boze kwaad zal zijn verslagen,
als God ons met Zijn heil omlijnt.
Dan wordt de wereld nieuw, herschapen,
verrijzen doden uit het graf.
Dan laat God ons Zijn schatten rapen,
want niemand neemt ons die meer af.


Dan is de mens niet meer gebonden,
als Gods bazuin het Godsrijk meldt,
Wordt vrijgesproken van de zonden,
door Jezus als God 't oordeel velt.
Dan gaan wij op in grote scharen,
aan d' hand van Christus tot het licht.
Wat onze ogen doen ontwaren,
wanneer het Godsrijk wordt gesticht.


Die goede tijd zal eenmaal komen,
die door ons hoopvol wordt verwacht.
De dag dat Christus al de vromen,
vergaard die zijn van Gods geslacht.
Al wie Gods kinderen zullen heten,
zij mogen 't Godsrijk binnengaan.
Want God Hij zal hen niet vergeten,
wanneer Zijn koninkrijk breekt aan.
Justus A. van Tricht


16 mei 2006


Hij is het die ons weer met God verzoent,
die tot ons komt met woorden van bevrijding.
Hij is het die ons weer Gods kinderen noemt,
en wonderen doet, Hij schenkt ons hart verblijding.
Hij gaat ons voor en roept ons op; “Volg Mij”,
Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
Wie naar Hem hoort, die redt en zegent Hij,
verlossing brengt Hij en doet schuld vergeven.
Hij is de Heer, en Hij heeft alle macht.
Hij is de Zoon van God tot ons gezonden.
Zijn liefde is oneindig en Zijn kracht,
heeft van de kluisters ons ontbonden.


Zijn liefde is voor ons tot ‘t uiterste gegaan,
Hij droeg Zijn kruis, waaraan Hij werd geslagen.
Hij heeft voor ons de helse pijn doorstaan,
en uit Zijn mond verklonk geen enkel klagen.
De bittere dood versloeg Hij in ‘t gevecht,
waaruit Hij sterk en machtig triomfeerde.
Hij heeft voor ons gestreden ‘t pleit beslecht.
Stond op uit ‘t graf dat Hij de rug toe keerde.
Hij is de Heer, de Koning, Hij alleen.
Zijn woord geneest ons hart, verlost van kwalen.
Hij zendt ons niet met lege handen heen,
Hij blijft Zijn liefde telkens weer verhalen.


Ja elk wie Jezus aanneemt tot zijn Heer,
hem wordt bereid Gods koninkrijk dat komend.
Zal dalen uit de hoge hemel neer,
met licht en vrede ieder overstromend.
Gerechtigheid zal heersen overal,
als komen zal de hemel op de aarde.
En klinken zal het blij bazuin geschal,
dan zien wij Hem in koninklijke waarde.
Hij is de Heer, verlossend, door Zijn hand.
Hij die ons roept zal ons dan binnenleiden.
Naar ‘t woord ons voeren naar ‘t beloofde land,
ons wacht een eeuw’ge toekomst van verblijden.
Justus A. van Tricht


24 mei 2006


Heer houdt mij vast als ik moet lijden,
als 's levenslast mij weer bezwaard.
En ik weer ken de donkere tijden,
G' opnieuw aan mij Uw trouw verklaard.
Ik weet mij in Uw liefd' geborgen,
van morgenstond tot 't avondrood.
Dat U altijd voor mij blijft zorgen,
mij steeds nabij bent in de nood.


Ik weet ik kan mij Heer verlaten,
op U en op Uw liefdesteun.
Uw oog Heer houdt mij in de gaten,
als ik vermoeid op Uw arm leun.
Die zal voor 't struikelen mij behoeden,
gaande met U op 't levenspad.
Waar U een valkuil doet vermoeden,
mijn hand door d' Uwe houdt omvat.


Gij spreekt mij steeds van goede tijden,
die voor mij zullen komen gaan.
De dagen vol van vreugd, verblijden,
zij zullen m' eens voor ogen staan.
Ook dan blijft Heer Uw hand mij leiden,
naar 't uur van 't allergrootste feest.
Waarop Uw hand mij van het lijden,
van wonden en van pijn geneest.

Justus A. van Tricht



16 juni 2006


De hemel gaf ons taal en teken,
God zond tot ons Zijn Een’ge Zoon.
Hij is de Vredevorst gebleken,
die heersen zal op Davids troon.


Zijn stem klinkt op in ‘s werelds duister,
zijn liefdeboodschap raakt ons hart.
Hij komt bevrijden van haar kluister,
neemt van ons weg de druk, de smart.


Hij plaatst Zijn lichtkroon in ons midden,
met gloed en glans die ons verwarmt.
God heeft gehoord ons smekend bidden,
in Christus heeft Hij ons omarmt.


Hij schenkt ons hoop, schenkt ons genade,
biedt uitzicht in ons dor bestaan.
Wist onze schande uit, de schade,
vergeeft de zonden ons begaan.


Gekomen is Hij om te helen,
al wat gebroken is, verdeeld.
Hij wil Zijn leven met ons delen,
de herder die Zijn fluit bespeelt.


Hij zal als koning eens regeren,
de aarde met zijn wijs beleid.
Hij zal de volk’ren vrede leren,
en heersen in gerechtigheid.


Justus A. van Tricht


22 mei 2006
Heer ik wil zo graag dicht bij U zijn,
verlost van alle moeit' en zorgen.
Van al 't verdriet, van alle pijn,
voor eeuwig bij U thuis geborgen.
Het leven viel mij vaak zo zwaar,
maar 'k weet Heer dat U mij zult leiden.
Naar huis ik word het eens gewaar.
dan komen echt de vreugdetijden.

Ik raak Heer zo van 't strijden moe,
mijn hart doet zo naar U verlangen.
Om reizend naar Uw hemel toe,
mijn schat naar Uw beloft' te ontvangen.
Bij U is vreugd Heer niet gemengd,
met leed en droefheid en met tranen.
Maar zuiver en niet aangelengd,
daar ga ik door de mooiste lanen.

Ik weet dat mij Uw hemel wacht,
als hier mijn tijd zal zijn verstreken,
En ik door U wordt thuis gebracht,
in 't licht dat nimmer zal verbleken.
Ik ben bereid om mee te gaan,
wanneer Uw hand, Uw roep doet wenken.
Naar waar mijn nieuwe huis zal staan,
om 't eeuwig leven mij te schenken.
Justus A. van Tricht
16 juni 2006




Houdt uw lampen, levend brandend,
tot de Bruidegom verschijnt.
Doe de olie daar in schenken,
op dat ‘t licht daarin niet kwijnt.
Treedt de nacht in naar de morgen,
ga Hem blijde tegemoet.
Tot Zijn roepstem op zal klinken,
Hij u tot Zijn feest begroet.


Laat uw voeten, snel als hinden,
gaan met ‘t licht steeds voor u uit.
Tot de klank van ‘t feest’lijk ruisen,
tot u komt met haar geluid.
Open zullen gaan de deuren,
naar de feestzaal, naar de buit.
Daar zal alles gaan gebeuren,
kiest de Bruidegom Zijn Bruid.


Wacht niet langer, blijf niet toeven,
ga niet slapen, blijf niet staan.
Zie de eerste lichte stralen,
van de morgen breken aan.
Wie niet doorloopt en blijft liggen,
mist de deur die openstaat.
Wie na ‘t slapen heeft geen olie,
komt voor ‘t blijde feest te laat!
Justus A. van Tricht


22 mei 2006


Eens zullen wij door straten lopen,
waar huizen staan van louter goud.
Gaand door de stad waarop wij hopen,
aan d' hand van Christus zo vertrouwd.
Dan zal Hij ons de plaatsen wijzen,
het huis waar ieder wonen zal.
Waar w' eeuwig jong zijn, nooit vergrijzen,
bijeen vergaard in groot getal.


Daar zullen wij het loon ontvangen,
voor trouw in 't volgen van de Heer.
De schatten ziend van ons verlangen,
door Hem beloofd, legt voor ons neer.
Het witte kleed wordt ons geschonken,
waarin wij voortaan zullen gaan.
Spijs wordt gegeten, wijn gedronken,
en 't eeuwig feest voor d' ogen staan.


Gods heerlijk licht zal ons omstralen,
in al haar glans en heerlijkheid.
Dan wordt ons op Zijn gouden schalen,
't beloofde eeuwig heil bereidt.
Wij zullen uit de bronnen drinken,
waaruit steeds 't levend water komt.
Nooit dorst meer kennen en doen klinken,
op God in vreugd die nooit verstomt.
Justus A. van Tricht


14 juni 2006


Op voeten vederlicht gevleugeld,
komt vrede tot ons toe gesneld.
Die ‘s mensen kommernis beteugelt,
en alles in haar glorie stelt.
De hemel doet haar komen melden,
dat zij zich haastend mild en zacht.
Zal neer doen vleien in de velden,
en zich gaan tonen in haar macht.


Als zij op vleugelen gedragen,
zich spreidend over d’ aarde uit
zal ieder blij haar teken dragen,
dat door Gods komst wordt ingeluid.
Haar kleed zal alles doen omhullen,
haar zoete toon klinkt dan alom.
Zij zal de mensenharten vullen,
en heersen blij met glans rondom.


Haar stromen zullen blijven vloeien,
steeds wederkerig hart tot hart.
Als rode rozen zal zij bloeien,
verdrijvend leed, geleden smart.
Haar woorden zullen blijven klinken,
haar stem voor eeuwig, makend blij.
Een ieder zal daarvan steeds drinken,
uit haar bokaal van goud zo rijk.
Justus A. van Tricht


22 mei 2006


Wie met gespleten tong gaat spreken,
ontwijk hem, want hij blijkt een slang.
Die vroeg of laat u tracht te breken,
u worgen zal door zijn gevang.
Wees toch beducht, hij kan u doden,
vol gif u bijten met zijn mond.
Zijn schijn zal vriendelijk u noden,
tot u de waarheid ondervond.


God immers waarschuwt ons voor slangen,
wijst ons op 't adderengebroed.
Wil niet dat wij worden gevangen,,
maar voor hun valse beet behoed.
God weet hoe dodelijk 't gif kan werken,
wat uit hun scherpe tanden vloeit.
Wanneer zij toeslaan ons laat merken,
hoe 't hart en wezen diep doorgloeit.


Denk maar eens terug aan het verleden,
toen is dit ook al eens gebeurd.
Hoe daar de slang in d' hof van Eden,
het menselijk leven heeft verscheurd.
Daar is d' ellende al begonnen,
de slang die ons de voet dwars zet.
Maar God Hij heeft Zijn plan verzonnen,
die hem zijn valsheid eens belet.


Ook Jezus sprak ons van de slangen,
en van het adderengebroed.
Gods Zoon gezonden, werd gevangen,
wiens kruisdood voor de slang behoedt.
Hef dan het kruis voor de gevolgen,
van 't gif als u de slang ontmoet.
Dan wordt u niet door hem verzwolgen,
kunt hem vertrappen met uw voet!
Justus A. van Tricht


7 juni 2006


Laat ons met U meegaan op weg naar de morgen,
en volgend Uw licht door de nacht naar die dag.
Houdt ons op die tocht in Uw liefde geborgen,
Heer schenk ons de kracht die elk node vermag.
Ontstekend de lampen met olie gevuld,
die donkere schaduwen zullen verdrijven.
Met harten vol vuur van Uw liefde vervuld,
om vast in Uw voetspoor te gaan en te blijven.


Laat ons met U meegaan om voorwaarts te trekken,
de handen ineenslaand de voeten gericht.
Om ons naar het licht van de morgen te strekken,
ontwaren hoe U dan Uw vrederijk sticht.
Gerechtigheid zal er dan zijn in het land,
waar U als de Koning zult heersen regeren.
Waaruit U al ‘t kwaad voor Uw oog is geband,
ons eeuwig nabij naar Uw woorden zult leren.



Gij hebt ons geroepen, wij volgen Uw schreden,
wij volgen Uw stem, die de herder wilt zijn.
Achter U gaan wij voort van verleden tot heden,
naar morgen met U tot het grote festijn.
De morgen zal dagen voorbij gaat de nacht,
zij werpt reeds haar stralen van ‘t komend verblijden.
U blijft als een herder steeds houdend de wacht,
aan wateren stil zult G’ ons hoeden en weiden.
Justus van Tricht


20 mei 2006


Hij wilde naar Gods woord niet horen,
en ging gewoon zijn eigen gang.
Hij deed er zich ook niet aan storen,
bleek enkel uit op zijn belang.
Hij deed voortdurend mensen schaden.
hij bleek doortrapt, vals en gemeen.
Maar hij verborg zijn slechte daden,
en leek zo goed voor iedereen.


God heeft hem 't masker afgetrokken,
waar achter hij zijn daden borg.
En nog stuiptrekkend onverschrokken,
Hem durfde spreken van zijn zorg.
Maar God ontsloot voor hem de bladen,
waar duidelijk opgeschreven stond.
De opsomming van al zijn daden,
en daar alleen slechts 't kwade vond.


Hij dacht aan goed'ren, geld, plezieren,
van wat hij anderen ontstal.
Maar God laat 't recht toch zegevieren,
wie hoogmoed kent komt eens ten val.
Gesputter doet een mens niet helpen,
als God hem op de dingen wijst.
En zij de bladen overstelpen,
vormend tesaam een lange lijst.


Onthoudt, wie niet rechtvaardig handelt,
en niet Gods rechte wegen gaat.
Maar wie de brede weg bewandelt,
reeds hier Gods oordeel ondergaat.
Want God de Heer Hij zal niet schromen,
om recht te doen aan smart en leed.
Weet aan Gods hand valt niet 't ontkomen.
grijpt altijd in, is hemelsbreed!
Justus A. van Tricht


7 juni 2006


Heer schenk mij vleugels die mij dragen,
om op te stijgen tot Uw licht.
Waar ik mag leven al mijn dagen,
en juichen voor Uw aangezicht.


Heer schenk mij vleugels om te wieken,
en op Uw geeststroom gaand omhoog.
Mij naar de zeven kleuren rieken,
de kleuren van de regenboog.


Heer schenk mij vleugels om te stijgen,
boven de wolken klimmend gaan.
Doe m’ eens Uw heerlijkheid verkrijgen,
van aardse zorg en pijn ontdaan.


Heer schenk mij vleugels om te scheren,
steeds hoger naar Uw heerlijk oord.
Laat mij belanden in haar sferen,
en vliegen door Uw hemelpoort.

Justus A. vanTricht


20 mei 2006


Eens komt Hij op de wolken weer,
dan scheurt de hemel voor ons open.
Dan daalt Hij koninklijk terneer,
begint Gods Rijk waarop wij hopen.
Door engelenscharen blij omringt,
zal Hij Zijn almacht ons betuigen.
Die ons verlost, maakt dat elk zingt,
en 't boze kwaad voor Hem liet buigen.


Dan kent de aard' geen zonde meer,
maar zal Gods vrede ons omringen.
Die dalend op de bergen neer,
de hele schepping blij laat zingen.
Want alles wordt dan nieuw gemaakt,
God schept een nieuwe hemel, aarde.
Waar liefde woont, de vrede waakt,
en alles krijgt nog schoner waarde.


Die dag komt steeds meer naderbij,
die ons tot grootste vreugd zal wezen.
Als Christus Koning komt, ja Hij,
dan hebben wij niets meer te vrezen.
Geen dood geen ziekte zal meer zijn,
geen onrecht, moeiten meer en smarten.
Geen tranen meer, verdriet en pijn,
maar enkel vreugde in onze harten.


Gods eeuwige vreugd die wordt verwacht,
ligt aan de horizon te blinken.
Als eenmaal na de laatste nacht,
de stem van de bazuin zal klinken.
Dan ziet ons oog de Gouden Stad,
die w' als verlosten binnentreden.
Ontvangende van God de schat,
levend tot in al d' eeuwigheden.
Justus van Tricht


1 juni 2006


Hij doet in liefde ons omarmen,
Hij troost ons met zijn liefd’rijk woord.
Zijn hart kent eindeloos erbarmen,
Hij schenkt ons ‘t licht dat voor ons gloort.
De duisternis doet Hij verdrijven,
de nacht wordt voor ons tot de dag.
En Hij doet onze namen schrijven,
staand in Zijn hand tot Zijn gedacht.


Hij schenkt aan ons Zijn liefdeteken,
bezegeld zijn wij in Zijn naam.
Zijn trouw aan ons zal nooit verbleken,
Hij bindt ons in zijn liefde saam.
Het is Zijn woord waarop wij bouwen,
Hij is de rots van ons bestaan.
Hij is de bron van ons vertrouwen,
Hij brengt ons heil en vrede aan.


Hij gaat ons voor op ‘s levens wegen,
wijst paden die begaanbaar zijn.
Zijn woord en licht zijn ons tot zegen,
zij zijn ons hart tot medicijn.
Wat wij in ‘t leven ook ervaren,
aan vreugd en moeiten tegenstand.
God blijft zijn liefde ons verklaren,
Hij voert ons verder aan Zijn hand.


Hij brengt ons thuis Hij leidt ons binnen,
de ballingschap gaat eens voorbij.
Dan zal het grote feest beginnen,
waaraan geen einde komt zo blij.
Zijn koninkrijk waarvan wij dromen,
gerechtigheid die tot ons komt.
Zijn vrederijk zal eenmaal komen,
dat alle onrecht eens verstomd.
Justus A. van Tricht


15 mei 2006


Als wij elkaar in liefd' niet dragen,
geen oog hebben voor d' anders nood.
En hij zijn last alleen moet dragen,
dan is de druk 't gewicht te groot.
Een luisterend oor hoort er te wezen,
als 't kan ook een gereikte hand.
Vaak kan men in het oog al lezen,
de pijn die diep van binnen brandt.


Een hartelijk woord kan vaak al helpen,
wat menselijkheid warmte en begrip.
Die soms de ergste nood kan stelpen,
in 't leven brengt die lichte stip.
Vaak wordt een mens zo hard geslagen,
en is zijn tegenslag zo groot.
Dat hij de druk niet kan verdragen,
die 's levenslasten aan hem bood.


God heeft ons aan elkaar gegeven,
elkaar tot hand en voet te zijn.
Tot hulp en steun te zijn in 't leven,
en samen delend vreugd' en pijn.
Want wie geen liefde meer ontvangt,
die zal verkommeren en verdorren.
Hij wordt tot een verwelkte plant,
als voer voor luizen en voor torren.


Het woord wat God aan ons gebiedt,
is met elkaar in vrede leven.
Daarboven 't allerliefste ziet,
dat wij elkaar veel liefde geven.
Door liefde alleen houdt alles stand,
dat is de weg ons aangegeven.
Zij schept een wonderlijke band,
waarin wij zalig kunnen leven!
Justus van Tricht


26 mei 2006
Zou ik alleen gaand en op reis,
de weg naar 't Godsrijk vinden?
Of zou mijn hoogmoed zijn de prijs,
dat ik gelijk een blinde.
Verdwalen zou op weg daarheen,
zoals een kind dat soms alleen,
zijn thuis niet meer kan vinden.


Nee ik moet gaan aan 's Heren hand,
om veilig thuis te komen.
Van moederland naar vaderland,
door storm en regenstromen.
Dan zal ik reizend door de nacht,
geleid aan 's Vaders hand gebracht,
wel bij Zijn woning komen.
Justus A. van Tricht


28 april 2006


Ontsteek Uw licht Heer, in vermoeide harten,
Ontsteek Uw licht in harten die verslagen zijn.
Ontsteek Uw licht waar lijden Heer en smarten,
een mens doen krimpen en doen schreeuwen van de pijn.


Ontsteek Uw licht Heer, voor wie U niet kennen,
ontsteek Uw licht voor wie in 't duister gaan.
Ontsteek Uw licht, wie afbreekt en doet jennen,
en wie de naasten naar het leven Heer doet staan.


Ontsteek Uw licht Heer, over alle mensen,
ontsteek Uw licht Heer over groot en klein.
Ontsteek Uw licht wat elk ten diepst doet wensen,
Heer, laat er tussen mensen waarlijk vrede zijn.
Justus van Tricht


25 mei 2006


Gij hebt ons geroepen, Gij hebt ons vereend,
om 't woord van bevrijding te horen.
Uw liefde is 't die ons genadig verleent,
het licht waarin wij zijn herboren.
Gij toont ons Uw wond'ren, Gij toont ons Uw macht,
Gij laat aan ons weten, Uw koninkrijk wacht.


Wij blinden, verlamden, wij doven van oor,
wij kreup'len, en stommen genezen.
Gij maakt ons weer ziende, Gij schenkt ons gehoor,
laat lopend en dansend ons wezen.
Gij heelt onze harten, vernieuwt onze geest,
Neemt van ons de smarten die er zijn geweest.


Gij maakt ons weer blijde, Gij maakt ons verheugd,
Gij laat ons van vreugde weer zingen.
Gij leert ons Uw woorden, Gij spreekt van de deugd,
Gij spreekt ons van heerlijke dingen.
Gij spreekt ons van liefde, van waarheid en recht,
laat stromen uw vrede, in ons hart gelegd.


Uw hand wijst omhoog naar de hemel zo ver,
waaruit eens het heil voort zal komen.
Als ons zal verrijzen de rijzende ster,
Gods toekomst waarvan wij nog dromen.
Als t' einde der tijden gekomen, vervuld,
wordt voor onze ogen het Godsrijk onthult.


Maar eerst moet nog komen verdrukking en nacht,
die tijd van beproeving zal heten.
Maar al wie standvastig en gelovig verwacht,
wordt door U Heer nimmer vergeten.
Gij zult dan verzamelen rondom Gods troon,
al wie uitverkoren is krijgt er zijn woon.


Eens zullen wij juichen in 't eeuwige licht,
als Gij Heer bent wedergekomen.
En vrede op aarde voorgoed is gesticht,
en wij aan het oordeel ontkomen.
Geen ziekten of dood zal meer wezen noch zijn,
maar wij zullen leven in Gods zonneschijn.


Melodie: lied 462 L.v.d.K.
Justus A. van Tricht


27 april 2006



Uw woord wekt weer tot leven,
vanuit ons doods bestaan.
Het is Uw liefd’vol streven,
dat ons weer op doet staan.
Dat alles doet herleven,
wat lag in diepe rust.
Die macht is U gegeven,
U die ons wakker kust.


U doet ons weer ontwaken,
U brengt ons weer in ‘t licht.
Dat liefelijk ons doet raken,
waarin wij opgericht.
Het daglicht zien verschijnen,
dat duisternis verdrijft.
Haar grauwheid zal verdwijnen,
het is Uw liefd’ die blijft.


U opent onze oren,
U opent onze mond.
Ons hart opnieuw herboren,
zingt in de morgenstond.
Uw liefdewoord blijft klinken,
en spreekt de woorden uit.
Die voor ons blijven blinken.
U kiest ons als Uw bruid.

Justus A. van Tricht


24 mei 2006
Wij bidden U om vrede Heer,
waar ons hart naar verlangt.
Zendt uit de hoge hemel neer,
opdat elk die ontvangt.
Kom met Uw licht dat ons verblijdt,
om daarin voort te gaan.
Het licht dat ons naar vrede leidt,
die eeuwig zal bestaan.

Bevrijdt ons Heer van alle kwaad,
wat in ons hart nog woont.
Laat liefde 't zijn, die alle haat,
overwint en onttroont.
Opdat gerechtigheid en recht,
mag heersen overal.
Dat vrede die de strijd beslecht,
op aarde wonen zal.

Laat vrede in ons midden zijn,
die hart en ziel vervult.
Schenk ons Uw licht, Uw heldere schijn,
daar rijkelijk mee omhult.
Om in dit licht door nacht en tijd,
aan Uw hand Heer te gaan.
Ons hart geheel U toegewijd,
de weg des heils opgaan.

Dat komen mag Uw koninkrijk,
van vrede heil en licht,.
Wat door Uw hand en liefdeblijk,
op aarde wordt gesticht.
Halsreikend zien wij naar die dag,
die ons de vrede brengt.
Aan ons de blijdschap, vreugdelach,
Heer, uit Uw handen schenkt.

De auteur heeft deze tekst getoonzet
en deze is op aanvraag verkrijgbaar.

Justus A. van Tricht


27 april 2006