Nederlandse-gedichten

Wat een liefde
moet Hij gehad
hebben.
Eindeloos
onvoorstelbaar groot.
Om te kiezen
voor een weg
waarvoor niemand
kiezen zou.
Behalve Hij!
Onvoorstelbaar.
Met een vast doel
voor ogen
wat alleen Hij
kon volbrengen.
Waarvoor geen mens
kiezen zou.
Dit gebeuren
nodigt uit
om hierbij
stil te staan.
Ademloos
dankbaar!
Justus A. van Tricht


Het gouden licht der morgenstond,
laat aan ons vreugdvol openbaren.
Dat Christus uit het graf opstond,
wat wij nu ledig ziend ontwaren.
Het wonder is aan ons geschied,
de Heiland schenkt aan ons het leven.
De macht der dood deed Hij teniet,
door aan hem lik op stuk te geven.

Christus verrees en Hij verwon,
Hij d' opgestane in Zijn glorie.
Nieuw leven dat door Hem begon,
toont ons de dag van Zijn victorie.
Een toekomst vol van heerlijkheid,
zal zich eens voor ons oog ontvouwen.
Door Gods genade ons bereid,
geschonken aan al zijn getrouwen.
Justus A. van Tricht

 
O dierbaar kruis, het hout van mijn verlossing.
O dierbaar kruis het hout dat mij bevrijdt.
O dierbaar kruis, dat mij weer laat herleven.
O dierbaar kruis, waarom mijn hart vaak schreit.

O dierbaar kruis, het hout van Gods genade.
O dierbaar kruis, hout van het offerlam.
O dierbaar kruis, waaraan de Heer deed hangen.
O dierbaar kruis, de weg waarvoor Hij kwam.
Justus A. van Tricht



 
Niets is er glorierijker dan die dag,
de ochtend waarop Christus is verrezen.
Die tranen laat verdwijnen voor een vreugdelach,
en onze harten opgewekt en vrolijk weer laat wezen.
De hele schepping juicht en jubelt mee,
en toont zich aan ons in haar mooiste kleuren.
Pasen is 't blijde feest naar Gods idee,
en toont aan ons 't bevrijdende gebeuren.

Niets vreugdevoller dan het Paasfeest is,
kan ooit dit feest in waarde overtreffen.
Alleen nog 't feest dat spreekt van Gods geheimenis,
het Koninkrijk dat Hij ons eenmaal zichtbaar laat beseffen.
Dat zal de kroon zijn op Gods scheppingswerk,
waarmee Hij al Zijn kinderen wil verblijden.
Het Paasfeest toont de Heer, kent geen beperk,
Hij laat door Christus ons Zijn koninkrijk inleiden.
Justus A. van Tricht



Het vreselijk kruishout voor mijn ogen,
staat op de heuvel opgericht.
Daar hangt mijn Heiland en Verlosser,
in 't schroeiend hete zonnelicht.
Ik zie hoe smartelijk Hij moet lijden,
Hem krimpend hangend van de pijn.
Maar ik kan van de Heer niet scheiden,
'k wil in dit uur dicht bij Hem zijn.

Rondom mij hoor ik spotten, honen,
men heeft Zijn klederen reeds verdeeld.
Hier hangt de Vorst, van Israëls zonen,
die zoveel mensen heeft geheeld.
Wil men dan van het Woord niet weten,
dat spreken doet van 't offerlam.
Of is men dat wellicht vergeten,
dat Hij daarvoor op aarde kwam.

Wie zou voor deze marteling kiezen,
en wetend dat de dood hem wacht.
Zijn leven voor een elk verliezen,
totdat het offer is volbracht?
Hij wilde alle zonden dragen,
van heel de wereld u en mij.
Wie zou naar Jezus naam niet vragen,
Hij immers maakt ons daarvan vrij.

Het vreselijk kruis wat wij aanschouwen
dit martelwerktuig dat blijft staan.
Het is 't symbool van ons vertrouwen,
dat Jezus ook is opgestaan.
Het kruis laat aan ons openbaren,
dat onze zonden zijn verzoend.
Door liefde die zich liet bezwaren,
met zonden die zijn uitgeboend.
Justus A. van Tricht


 
Genageld aan het harde hout,
werd Heer Uw lichaam opgehangen.
Uw kruisdood was voor ons behoud,
waardoor wij Gods gena ontvangen.
Uw smartelijk lijden aan het kruis,
waaraan U onze zond' deed dragen.
Ontsloot de weg naar 't Vaderhuis,
die met U weer wordt ingeslagen.

Heer die voor ons hebt ingestaan,
voor ons Uw leven hebt gegeven.
Wat U in liefde hebt gedaan,
ons schenkende het eeuwig leven.
De aardse rechtsgang werd verkracht,
Gods hemelse ons aangeboden.
Doordat U Heer het offer bracht,
die voor ons opstond uit de doden.

De doodstraf heeft God omgezet,
voor ons door U tot weg ten leven.
U hebt ons vrijgekocht, 't belet,
naar 's hemels poorten opgeheven.
Door schuldvergeving ons bereid,
zal God de zonden niet meer tellen.
Maar mogen w' eens de eeuwigheid,
op lichte voeten binnensnellen.
Justus A. van Tricht


 
Hij is het licht dat eeuwig blijft,
dat door geen macht zal zijn te doven.
Zijn licht dat nederdaalt van boven,
het Woord in onze harten schrijft.

Hij is het licht dat eeuwig straalt,
waarvan de glans nooit zal verflauwen.
Licht waarin wij Hem gaan aanschouwen,
waarin Zijn Wezen wordt vertaald.

Hij is het licht dat eeuwig brandt,
aanwezigheid in 's hemelszalen.
Dat van Zijn grootheid laat verhalen,
wat alle leven rijk omspant.
Justus A. van Tricht

Wanneer het einde nadert,
de levensadem stokt.
Geroepen en vergaderd,
ten hemel ingeklokt.
Dan rest nog slechts te zweven,
gaand door beloofde sfeer.
Op vleugelen van het leven,
voorgoed bij God de Heer.

Ik ken het stil verlangen,
dat diep mijn hart vervuld.
Om in het licht gevangen,
van God te zijn omhult.
Mijn ogen mag ik richten,
tot Hem die ik bemin.
Door wie 'k mij op laat richten,
voorgoed de hemel in.
Justus A. van Tricht



Drie nagels dreef men in het hout,
een in de voeten, twee in d' handen.
Het priemend ijzer scherp en koud,
zo hing men Jezus ook ten schande.
De wreedheid van dit rechtsbestel,
bleek een vermakelijkheid voor velen.
De spotternijen kwamen fel,
van menigeen vanuit hun kelen.

Dit schouwspel was men reeds gewoon,
zoals wij een bioscoopje pikken.
Een soort drive-in met veel vertoon,
om van het horrorbeeld te kunnen kicken.
Waar dagen over nagepraat,
door velen schamper werd gesproken.
Gelachen om de lage staat,
waarin een mens weer werd gebroken.

Maar wie beseft hoe dit vertoon,
de vorm is van het zwaarste lijden.
Van rechtspraak 't allerzwaarste loon,
om zo van 't leven te gaan scheiden.
Hij kan slechts gruwen bij dit beeld,
een mens aan spijkers opgehangen.
Tot dat de dood hem mededeelt,
dat hij bereid is hem t' ontvangen.

Wie bij dit lijden stil gaat staan,
dat onze Heiland heeft verdragen.
Doordrongen wat is aangedaan,
de spijkers en de hamerslagen.
De zon, de hitte en de dorst,
de hoon de spotternij het lijden.
Weet Jezus is de Levensvorst,
die stierf om zondaars te bevrijden.

Het kruis dat Hij gedragen heeft,
de zware last van onze zonden.
Heiland die ons Zijn leven geeft,
zo makend ons er van ontbonden.
Is tot Victorie ons gemaakt,
Hij immers is de dood ontrezen.
Het nieuwe leven dat genaakt,
laat eeuwig ons Gods kinderen wezen.
Justus A. van Tricht



Op Golgotha daar stond Zijn kruis,
waaraan Hij schuldloos werd gehangen.
Doorboord met spijkers in het hout,
door volk, en Romein uitgejouwd.
Die naar Zijn dood deden verlangen,
na 't schouwspel kon men dan naar huis.

Zijn strijd heeft uren lang geduurd,
geplaagd door dorst en helse pijnen.
Maar Jezus stierf voor ons behoud,
door heel Jeruzalem aanschouwd.
En voor de ogen van de Zijnen,
werd Hij het doodsland ingestuurd.

Maar na drie dagen in het graf,
is Jezus uit de dood verrezen.
De steen voor 't graf werd weggehaald,
door d' engel die was neergedaald.
Verheugd zullen wij allen wezen,
want Jezus legde het doodskleed af.
Justus A. van Tricht
Het kruishout spleet onder 't geweld,
van felle zware hamerslagen.
Met spijkers door Zijn pols gesteld,
de pijnen die Hij moest verdragen.
Ook door Zijn voeten ging in 't hout,
de ijzeren priem die deed verwonden.
Want Jezus had een hart van goud,
Hij wilde dragen onze zonden.

Een schreeuw van pijn klonk uit Zijn mond,
bij elke slag die er deed klinken.
Die was te horen ver in 't rond,
en Hem krampachtig weg deed zinken.
Daar hing Hij in de hete zon,
die aan de hemel stond te gloeien.
Waarmee zijn lijdensweg begon,
van dorst en hitte te verschroeien.

Hoe wreed is dit gerechtstafereel,
hoe een onschuldige moest lijden.
Met droge lippen, droge keel,
die langzaam in de dood laat glijden.
Slechts Hij volbracht die offerdaad,
die mens en wereld zou bevrijden.
Het is Zijn sterven dat ons baat,
omdat Hij voor ons wilde lijden.
Justus A. van Tricht
Door Jezus weer met God verzoend,
de band hersteld die was verbroken.
Is er weer uitzicht op het heil,
door 't licht van Hem voor ons ontstoken.

Wie Zijn Woord in zijn hart meedraagt,
zich er aan houdt er naar zal leven.
En Jezus als zijn Heer erkend,
Hij zal hem levend water geven.

Geen ziel verkommert meer van dorst,
de Levensvorst Hij zal hem drenken.
Hij is de Bron, die leven geeft,
en aan ons brood en wijn zal schenken.

In Hem verenigt zich te saam,
al 't liefelijke en het goede.
En ieder mens die tot Hem komt,
neemt Hij als Herder in Zijn hoede.

Hij droeg het kruis, versloeg de dood,
waardoor de zonden zijn vergeven.
Verrees in glorie uit het graf,
en schonk zo ons weer 't eeuwig leven.
Justus A. van Tricht



Kind Ik neem je bij de hand,
wees maar niet bang, Ik zal je leiden.
Ik breng je naar het vreugdeland,
de eeuw'ge sferen van verblijden.
Ik toon je eens het hemelslicht,
wat voor je ogen blij zal schijnen.
Je omgeven zal, staat opgericht,
en dat ook nimmer zal verdwijnen.

Ik ga met jou de levensweg,
Ik zal je hoeden en je schragen.
Wanneer wij gaan langs struik en heg,
en waar 't te zwaar wordt zal Ik dragen.
Bij elke stap komt dichterbij,
het land waarnaar je mag verlangen.
Om kind steeds voortgeleid door Mij,
straks d' eeuwige rijkdom te ontvangen.

Met Mij kom je behouden aan,
niets zal Mijn kind je leven schaden.
Ik zegen rijkelijk jou bestaan,
Ik zal met het goede je overladen.
En ieder uur ben Ik nabij,
in alle dagen van jouw leven.
Mijn eeuwig streven is voor Mij,
jou, al mijn kinderen liefde geven.
Justus A. van Tricht
 
Rijkdom zijn voor mij de woorden,
komende uit Jezus mond.
Doorverteld en opgetekend,
het verhaal van Gods verbond.
Boeiend zijn mij de verhalen,
les en lering die Hij gaf.
Zoon van God tot ons gekomen,
Herder met Zijn herderstaf.

Wond'ren heeft hij doen verrichtten,
zegenend ging Jezus rond.
Hij was vrienden van de minsten,
die Hij dagelijks rond zich vond
Doden liet hij weer ontwaken,
blinden deed hij 't licht weer zien.
Wie melaats was werd genezen,
zelfs een groep 't getal van tien.

Mensenzoon die in ons midden,
heeft geleefd en voor ons stierf.
Tot verzoening van de zonden,
Heer die 't leven ons verwierf.
Die de dood heeft overwonnen,
uit het graf is opgestaan.
God die 't Paaslicht heeft ontstoken,
liet ons niet in 't duister staan.

Jezus Hij is opgevaren,
naar de hemel terug gegaan.
Waar Hij plaats ons zal bereiden,
eens ons eeuwig huis zal staan.
Op een dag zal Hij weer komen,
op de wolken dalend neer.
Blijde zullen wij aanschouwen,
Hem de koning zijnd en Heer.
Justus A. van Tricht
Bij 't krieken van de dageraad,
is 't Paaslicht voor ons blij ontstoken.
De Heer is waarlijk opgestaan,
Hij heeft zich op de dood gewroken.
Hij heeft hem van zijn macht ontdaan,
en hem beperk gesteld.
't Is deze overwinningsdaad,
van Hem de sterke Held.

Ons Halleluja dat weerklinkt,
komt uit ons hart en onze monden.
Want nu de Heer is opgestaan,
volgt er bevrijding van de zonden.
Wij gaan nu achter Jezus aan,
die ons rond Hem verwacht.
Het is ons hart dat blijde zingt,
Hem zij de lof gebracht.
Justus A. van Tricht



Geen mens zal ooit kunnen begrijpen,
hoe zwaar Uw kruis Heer is geweest.
Die wetenschap zal nimmer rijpen,
in onze menselijke geest.
Geen mens Heer immers kan doorgronden,
de pijnen die U hebt doorstaan.
Van spijkers die deden verwonden,
men in Uw lichaam heeft doen slaan.

Maar niet alleen de pijn van wonden,
was het die U aan 't kruis verdroeg.
Ook het gewicht van s' werelds zonden,
was wat U Heer aan 't kruishout droeg.
Vernederd bent U en geslagen,
verstoten, bespot en gehoond.
Maar toch hebt U die last gedragen,
en met een doornenkroon gekroond.

Men zag U Heer als oproerkraaier,
de Jodenkoning zonder rijk.
Maar U Heer Jezus bleek de zaaier,
voor 't komend Hemels koninkrijk.
Dat kon alleen worden betreden,
als U voor onze zonden stierf.
Daarom hebt U voor ons geleden,
ons zo toegankelijkheid verwierf.

U bent gestorven en begraven,
maar na drie dagen opgestaan.
Als Levensvorst met levensgaven,
tussen de graven doorgegaan.
De dood heeft het van U verloren,
U heeft zijn macht tot staan gebracht.
En uit Uw mond laat U ons horen,
van ' t nieuwe leven dat ons wacht.
Justus A. van Tricht



 
Hij heeft zijn bloed voor ons vergoten,
hing aan het kruis dat harde hout.
Hij ging die weg en had besloten,
die gaand omdat Hij van ons houdt.
Hij heeft de geseling verdragen,
de spotternijen en de hoon.
Maar nimmer hoorde men Hem klagen,
bekend staand als de Mensenzoon.

Ja Jezus gaf voor ons zijn leven,
met spijkers heeft men Hem doorwondt.
Hij heeft aan 't kruis de geest gegeven,
"Het is volbracht" klonk uit zijn mond.
Hij heeft in 't graf de dood bestreden,
ten derde dage opgestaan.
Hij is de mens die ons in 't heden,
als Overwinnaar voor zal gaan.

Wie zal nu voor de dood nog vrezen,
wie kent nog angst voor 't wachtend graf.
De Heer heeft immers ons bewezen,
dat Hij verlost van d' eeuw'ge straf.
Weet alle zonden zijn vergeven,
omdat Hij z' op zijn schouders droeg.
Hij schonk aan ieder mens weer 't leven,
die ochtend op Paasmorgen vroeg.

Melodie Ps 118
Justus A. van Tricht



Het offer is voor ons volbracht,
gedragen aan het kruis.
Als offerlam is Hij geslacht,
open de weg naar huis.
Zijn lichaam werd tot levend brood,
Zijn bloed voor ons tot wijn.
Die zich deed geven tot de dood,
en Redder ons zal zijn.

De Heer verrees weer uit het graf,
vroeg op de derde dag.
Hij legde stil het doodskleed af,
en niemand die dat zag.
Totdat Maria 't graf bezocht,
en Jezus heeft ontmoet.
Had hem in 't open graf gezocht,
voordat zij werd begroet.


Met vreugde zag zij Jezus staan,
van harte zeer verblijdt.
En bood aan Hem haar bloemen aan,
als altijd toegewijd.
Toen zond de Heiland haar weer heen,
gaf haar een opdracht mee.
Spreek tot mijn broeders slechts alleen,
'k zie hen in Galilee.

Het Paasfeest hoort met vreugd gevierd,
nu Hij is opgestaan.
Met wijn en spijzen opgesierd,
en reidansen voortaan.
Nieuw leven is ons aangereikt,
de dood teniet gedaan.
Zie 't licht dat ons voor ogen prijkt,
Jezus is opgestaan.
Justus A. van Tricht
Ben je reisvaardig en bereid,
de laatste tocht te gaan aanvaarden
Wanneer de Heer spreekt "Het is tijd",
om heen te gaan van deze aarde.
Zijn hart en ogen wel gericht,
op 't uur dat eenmaal aan zal breken.
Op reis te gaan naar 't eeuwig licht,
en naar Gods blijde hemelstreken.

Niet ieder mens wordt hoogbejaard,
niet elke levensweg kent tachtig jaren.
Of hoger, door Gods hand bewaard,
Hij zal die tijd ons niet verklaren.
Wees daarom elke dag bedacht,
reisvaardig voor die tocht te wezen.
Wanneer de hemel op je wacht,
d' ontmoeting met het Opperwezen.

Wij mensen zijn gelijk het gras,
dat snel verdort, niet meer gevonden.
Als eenmaal uitgebloeid gewas,
en niet meer met de aard' verbonden.
Maar God Hij biedt aan ons de troost,
dat wij voor eeuwig zullen leven.
In 't thuisland van de Allerhoogst,
voortdurend met Zijn liefd' omgeven.

Wees dan bereid om heen te gaan,
als God Zijn plannen zal ontvouwen.
Ziend waar je nieuwe huis zal staan,
wat Vader voor je heeft doen bouwen.
Laat los en achter wat je bindt,
en richt je maar op Gods beloften.
Om uitziend wat je oog eens vindt,
aan heerlijkheden, Zijn geloften.
Justus A. van Tricht
Door het water mag je trekken,
door het water mag je gaan.
En met vreugd je handen strekken,
naar een zinvol nieuw bestaan.

Nu gedompeld in het water,
en gedoopt in 's Heren naam.
Krijg je kracht voor nu en later,
om je levensweg te gaan.

Door het water schoongewassen,
zijn je zonden weggespoeld.
En Gods zegen je gegeven,
die op liefde is gestoeld.

Voortaan zul je met Hem wand'len,
Hij zal altijd naast je gaan.
Leer van Hem hoe je zult handelen,
dan zal het je goed vergaan.

Laat zijn woord tot je doordringen,
't woord dat vreugde en waarheid schept.
Laat dat woord je steeds omringen,
vaste grond zijn die jij hebt.
Justus A. van Tricht