Nederlandse-gedichten

Gered door Gods verlossingswerk,
Zijn heilsplan dat Hij deed ontvouwen.
Door Zijn belofte ijzersterk,
't vervulde woord wat wij aanschouwen.
Want door Gods trouw en liefd' bemint,
die mens en wereld zou bevrijden.
Schonk Hij het licht ons in een kind,
Zijn Zoon die voor ons wilde lijden.

Hij groeide in ons midden op,
en deed ons leren, onderwijzen.
Hij deed bij elke hartenklop,
ons steeds weer op Gods liefde wijzen.
Dezelfde liefd' die Hij bezat,
deed Hij door wonderdaden tonen.
En door Gods Woord in Hem vervat,
van kwaal en ziekten ons verschonen.

Hij werd gevangen en berecht,
de kruisdood werd voor Hem het einde.
Genageld aan het hout gehecht,
waar Hij door felle pijn verkwijnde.
Hij werd begraven, maar verrees,
de dood werd door Hem overwonnen.
Wat naar een nieuwe toekomst wees,
die op het Paasfeest is begonnen.

Hij voer tot God ten hemel weer,
op wolken naar omhoog gedragen.
Om God de Vader in die sfeer,
voor ons een woning aan te vragen.
Die Hij voor ons bereiden zal,
om straks als Hij weer terug zal komen.
Ons heffend uit het tranendal,
de Godsstad in te laten stromen.
Justus A. van Tricht
Geen mens zou in de hemel komen,
als Jezus niet geleden had.
Voor ons het kruis niet had gedragen,
gegaan niet was dat zware pad.
Dat Hem naar Golgotha zou voeren,
om daar te hangen aan het kruis.
Door liefde die Hem deed beroeren,
om brengend zo Gods kind'ren thuis.

Geen mens zou in de hemel komen,
als Jezus niet gestorven was.
En Hij zijn bloed niet had vergoten,
op d' aard gedruppeld in het gras.
Als Hij zichzelf niet had gegeven,
voor heel de wereld, u en mij.
En zo de zonden werd vergeven,
van iedereen die lange rij.

Geen mens zou in de hemel komen,
als Jezus niet was opgestaan.
En uit het graf niet was herrezen,
dan bleef de doodsmacht nog bestaan.
Maar Jezus Hij is wel verrezen,
en uit de doden opgestaan.
De blijde boodschap blijkt te wezen,
dat Hij de dood heeft doen verslaan.

Nu kan men in de hemel komen,
want Jezus heeft de weg bereid.
Die aan Zijn hand ons voort wil leiden,
ons voerend naar Gods heerlijkheid.
Nu kan men weer op aarde dromen,
van wat ons na het sterven wacht.
Als wij met Jezus thuis gaan komen,
door wat in liefde is volbracht.
Justus A. van Tricht





Het kruis geeft ons weer hoop voor morgen,
biedt 't heerlijk uitzicht dat ons wacht.
Als elk die in Gods hand geborgen,
Gods Koninkrijk wordt ingebracht.
Die morgenstond zal eens genaken,
waarvan het kruis de sleutel is.
Die d' hemelpoort zal openmaken,
ziend 't Godsrijk, haar geheimenis.

Het kruis dat blijft het ereteken,
van d' overwinning eens behaald.
De Levensvorst is Hij gebleken,
die onze schulden heeft betaald.
Wij vrijgekochten treden binnen,
door God de Vader blij onthaald.
In 't eeuwig licht van Zijn beminnen,
dat altijd durend ons omstraalt.
Justus A. van Tricht



 
Wij hebben Jezus stil begraven,
en hem gelegd in 't donker graf.
Hem stil omringd met onze gaven,
die ieder van ons Hem meegaf.
Nu ligt Hij in de tuin te rusten,
van Jozef die zijn graf afstond.
Is heengegaan als een bewuste,
die stierf voor onze schuld en zond'.

Tot tranen toe zijn wij bewogen,
het afscheid valt ons vreselijk zwaar.
Wij hebben tranen in onz' ogen,
om 't heengaan van de Middelaar.
Zijn kruisdood heeft ons aangrepen,
staat in ons hart, voor 't oog gegrift.
Diep in ons hart staat 't ingeslepen,
voor altijd met onwisbaar schrift.

Maar wat een vreugd was het ervaren,
dat onze Heer is opgestaan.
Ons d' overwinning laat verklaren,
Hij heeft de dood teniet gedaan.
Ja, onze Heiland is verrezen,
vanuit het graf, toont dat Hij leeft!
Nu heeft de mensheid niets te vrezen,
want Hij is 't die ons 't leven geeft!

Een nieuwe toekomst is begonnen,
een wereld waarop ieder wacht.
De dood is waarlijk overwonnen,
eens komt er einde aan onze nacht.
Wanneer wij eenmaal in gaan slapen,
wacht Hij ons in de hemel op.
Waar wij ons aan Gods licht vergapen,
Heft Hij eens moede harten op.
Justus A. van Tricht


 


 
Hoog op de heuvel staat een kruis,
daar zie 'k mijn Heer en Heiland hangen.
Rondom Hem klinkt het stemgedruis,
van hen die naar zijn dood verlangen.
Maar wat heeft Jezus dan gedaan,
voor kwaad dat Hij zo zwaar moet lijden.
Dat men Hem aan het kruis deed slaan,
was deze daad niet te vermijden?

Hij deed toch immers enkel goed,
deed mensen helen en genezen.
En ieder die Hem heeft ontmoet,
liet Hij weer blij en vrolijk wezen.
Maar Jezus wist waarvoor Hij kwam,
Hij zou de last der zonden dragen.
Die Hij van mens en wereld nam,
om op zijn schouders weg te dragen.

Gevangen is Hij door 't verraad,
verloochend door een van zijn vrienden.
Zo werd zijn goede naam geschaad,
en spot waarvan men zich bediende.
Kreeg geseling en doornenkroon,
moest van zijn volk hun hoon verdragen.
Hij Mensenzoon, Hij kreeg het loon,
Hij onderging de smart de slagen.

Maar was Hij niet aan 't kruis gegaan,
dan waren wij voorgoed verloren.
Wat Jezus voor ons heeft gedaan,
laat ons weer tot Gods huis behoren.
Zijn dood en zijn verrijzenis,
maakt ons Gods kinderen, schenkt weer leven.
Zijn liefde is 't geheimenis,
zijn trouw tot in de dood gegeven.

Nu is voor ons de weg gebaand,
de weg naar Vader ligt weer open.
Om die aan Jezus hand weer gaand,
tot aan het einde uit te lopen.
Want Jezus brengt ons veilig thuis,
Hij heeft zijn bloed voor ons vergoten.
Voor elk die ziende op het kruis,
de hemelpoort voor hem ontsloten.
Justus A. van Tricht



De tijd snelt voort,
zijn vaart is niet te stoppen,
als een rivier,
met wilde waterkoppen,
die bruisend stroomt,
uitvloeiend in de zee.

Niets wat hem remt,
of wat hem kan vertragen,
maar jagend voort,
en door de stroom gedragen,
van dag tot dag,
tot jaren een voor een.

Eens zet God stil,
het voortgaan van de tijden,
wordt de rivier,
een meer van stil verblijden,
vinden wij rust,
die duurt in eeuwigheid.
Justus A. van Tricht
 
Straat van
bloed zweet
en tranen.
Straat van
de laatste
gang.
Voerend naar
Golgotha
de heuvel
executieplaats
voor veroordeelden.
Straat
waar de
muren
de stenen
getuigen van
gepasseerd
leed.
Weg naar
verlossing
door
de dood.
Gang die
maar door
een
is overleefd.
Jezus!
Justus A. van Tricht



 
Genageld aan het harde hout,
Zijn rug gegeseld, stukgeslagen.
Bespot, gehoond, de last gedragen,
hing Hij aan 't kruis voor ons behoud.

Hoe vreselijk was Zijn zware strijd,
hoe zwaar wogen Hem onze zonden.
Waarvan wij door Hem zijn ontbonden,
tot stervens toe voor ons bereid.

Hij droeg voor ons het zondaarsloon,
volbracht het plan van God de Vader.
Hij bracht tot Hem opnieuw ons nader,
Hij onze Redder, Mensenzoon.

Hij was het die Zijn leven gaf,
de Goede Herder die moest sterven.
Die ons het leven zou verwerven,
door te verrijzen uit het graf.

Nog staat het teken van Zijn kruis,
in deze wereld ons voor ogen.
Van Hem die met Zijn hart bewogen,
zal brengen ons bij Vader thuis.
Justus A. van Tricht



Hij is verrezen, ja Hij leeft,
de Heer is opgestaan.
Hij die aan ons het leven geeft,
kwam uit het graf vandaan.
Want na vernedering en kruis,
stierf Hij voor onze zonden.
Nu wordt de weg naar 't Vaderhuis,
voor ons door Hem hervonden.

Zie hoe het Paaslicht blijde gloort,
op deze blijde morgen.
De blijde boodschap is gehoord,
wij zijn in Hem geborgen.
Door bloemen, vogels in het veld,
die allen blij doen juichen.
Wordt ons Zijn opstanding gemeld,
ons voor de Heer te buigen.

Zie Hij komt nader in het licht,
dat van Hem af doet stralen.
De glorie straalt van Zijn gezicht,
die over ons komt dalen.
Hij draagt het overwinningskleed,
van blinkend witte zijde.
Hij wil dat iedereen het weet,
dat w' ons in Hem verblijden.

Het nieuwe leven breekt nu aan,
de dood is overwonnen.
Dat heeft de Heer voor ons gedaan,
daarom was 't Hem begonnen.
Van ganserharte klinkt ons lied,
met blijde jubelzangen.
Gods Koninkrijk ligt in 't verschiet,
waarnaar wij zo verlangen.
Justus A. van Tricht


 
Wat moesten wij als God er niet zou wezen,
wiens liefde ons tot mens geschapen heeft.
Gemaakt en uit het aardse stof verrezen,
de Schepper blijkt die ons het leven geeft.
Wat moesten wij als toeval ons zou blijken,
dat ons bestaan niet meer is dan een gril.
Wat op het eind het doodsland zal bereiken,
en niet Gods plan was en ook niet Zijn wil.

Wat moesten wij in dit kortstondig leven,
als God Zijn liefde ons niet had betoont.
Door Christus ons geen uitkomst had gegeven,
ons van de zonden nimmer had verschoond.
Wat moesten wij als mensen zonder Herder,
als schapen dolend in de woestenij.
Hoe konden mens en wereld dan toch verder,
zonder een Redder, Heiland zoals Hij.

Wat moesten wij voortgaand op eigen krachten,
met enkel uitzicht op de bittere dood.
Met niets dan duisternis die staat te wachten,
die ons met beide armen grauw omsloot.
Wat moesten wij dan toch als kleine mensen,
toch met ons leven en met ons bestaan.
Als er geen God was die in liefd' deed wensen,
dat wij als mensen voor Zijn oog bestaan.

Het is geen toeval dat wij mensen leven,
het is van God beslist geen grap, geen gril.
Hij is het die ons 't leven heeft gegeven,
het was geen toeval, maar Zijn scheppingswil.
Want al wat leeft is uit Hem voortgekomen,
naar Zijn gedachten en Zijn machtig Woord.
Daar kan geen wetenschapper aan ontkomen,
geen enkel mens die daarvan heeft gehoord.

God blijkt geen God van toeval en van grillen,
die zomaar uit Zijn Goddelijk brein ontstaan.
Hij heeft ons uit het aardse stof doen tillen,
om als Zijn schepping over d' aard te gaan.
Hij wilde dat een ieder Hem zou eren,
erkennen om Zijn heerlijkheid en macht.
En door Zijn woord de volkeren zou leren,
hetgeen wat door Zijn handen is volbracht.

God blijkt voor ons begin en ook het einde,
waarmede alles staat en alles valt.
Hij is de Eeuwige en d' altijd Zijnde,
niet vergelijkbaar is Zijn Goddelijk gestalt'.
Wat moesten wij als God er niet zou wezen,
wiens liefde ons tot mens geschapen heeft.
Die voor de dood geen dag meer hoeft te vrezen,
maar aan Zijn schepselen het leven geeft.
Justus A. van Tricht



Wie zou de lasten kunnen dragen,
die Jezus eens gedragen heeft?
Wie zou zich aan zo'n lijden wagen,
wat hem met smaad en hoon omgeeft?
Wie wordt niet stil tot 't diepst bewogen,
wanneer hij naar het kruis opziet?
Waar eens de Heiland voor onz ' ogen,
de wereld heil en redding biedt.

Het is al eeuwen lang geleden,
dat Jezus aan het kruishout stierf.
Zijn zware strijd heeft uitgestreden,
en zo nieuw leven ons verwierf.
Hij wilde 's werelds zonden dragen,
een last die niemand dragen kon.
Hij heeft de dood ook uit doen dagen,
die Hij vol glorie overwon.

Geen mens kon al die zonden dragen,
die op Zijn schouders is gelegd.
En die Hij lijdend heeft verdragen,
tot "Het is volbracht" was uitgezegd.
De schuld van heden en verleden,
die heeft Hij met Zijn bloed bedekt.
En al het kwade dat wij deden,
tot sneeuw gemaakt, rein onbevlekt.

Zijn bloed wast ons van alle zonden,
wie deze steeds aan God belijdt.
Waardoor er niets meer wordt gevonden,
dat ons van Hem, de hemel scheidt.
De dood is doorgangspoort geworden,
naar 't eeuwig leven dat ons wacht.
Verdwenen zijn Gods verbodsborden,
door wat Zijn Zoon eens heeft volbracht!
Justus A. van Tricht
Er klinkt een vreugdevolle toon,
de steen is van het graf gewenteld.
Want opgestaan is 's Hemels Zoon,
Verlosser, door God zelf bestempeld.
De dood hield Jezus niet omkneld,
het graf is leeg, door Hem verlaten.
Hij Overwinnaar, Sterke Held,
brengt hart en ziel in vreugdestaten.

De vogels zingen blij hun lied,
en narcissen met hun trompetten,
vergeten ook hun lofzang niet,
die zij zo kleurig aan doen zetten.
Het doodskleed ligt vast opgerold,
het lichaam uit het graf verdwenen.
Wat eens het leven heeft verstolt,
laat ons niet treuren, langer wenen.

De Heer is waarlijk opgestaan,
de zondenlast door Hem gedragen.
Dood moest met lege handen staan,
hij is door Christus sterk verslagen.
De laatste vijand van ons al,
hij heeft de felle strijd verloren.
De tijd die voor ons komen zal,
laat ons voorgoed bij God behoren.

Weest allen blij, en wees verheugd,
de dood kan immers niet meer schaden.
Huppel en spring van zielenvreugd,
verrukt om 's Heren grote daden.
Eens als wij door het doodsland gaan,
en onze reis naar God begonnen.
Wacht immers ons het nieuw bestaan,
Jezus, Hij heeft de dood verwonnen!
Justus A. van Tricht



Elk mens zoekt zich een weg door 't leven,
dat onbarmhartig vaak doet zijn.
Door weerstand en met strijd omgeven,
kan leiden tot verloren zijn.
De sterksten met hun grote monden,
die vaak de zwak'ren nederslaan.
Worden steeds meer en meer gevonden,
hen rest vaak armoe in 't bestaan.

'k Hoor om mij heen de mooiste woorden,
van zorg en van betrokkenheid.
Maar waar zijn dan de liefdekoorden,
die mensen van hun last bevrijdt?
Ik zie hoe velen nu nog lijden,
kapot, vernederd, onder druk.
Wie zal de minsten gaan bevrijden,
brengt in hun levens weer geluk?

Wie laat het recht weer prevaleren,
waarover ons de Bijbel spreekt.
Wie helpt het onrecht om te keren,
voor velen toekomst weer aanbreekt.
Wie blijkt er nog Gods Woord te horen,
en daaraan strijdend te voldoen.
Wie streeft er naar het ochtendgloren,
de dag, de tijd van het verzoen?

Ik erger mij aan mooie woorden,
die mensen in de kou laat staan.
En niet gericht op wat wij hoorden,
het onrecht laten voortbestaan.
Hoe zij gemaakt tot de ontrechten,
elk uitzicht hen ontnomen wordt.
En niet in staat meer om te vechten,
in 's levens diepten zijn gestort.

In 't hier en nu wordt hen ontnomen,
vaak 't uitzicht dat hun kracht weer geeft.
Om uit het diepe dal te komen,
de duisternis die hen omgeeft.
Wij hebben d' opdracht hen te helpen,
om niet aan hen voorbij te gaan.
En daar waar nood is die te stelpen,
zodat zij niet tenondergaan.

Weet, God zal eens zijn oordeel vellen,
dan houdt hij ons zijn regels voor.
Hij vraagt ons dan Hem te vertellen,
waarom wij gaven geen gehoor.
Want op die dag zien wij gebeuren,
dat God verdrukten voor laat gaan.
En hij ons handelen af zal keuren,
om wat door ons niet is gedaan.
Justus A. van Tricht


 
Geen kruis blijkt zwaarder dan het Zijne,
dan wat een mens vaak dragen moet.
Het uwe niet en ook niet 't mijne,
de last die elk verdragen doet.
Bekend met geseling van woorden,
blijkt vaak doortrokken ons bestaan.
Maar niet de pijn rond het vermoorden,
wat men met Jezus heeft gedaan.

Hem werd een dubbele last gegeven,
een last van lichaam en van geest.
Met spijkers in Zijn lijf gedreven,
wat wreed en vreselijk is geweest.
Bespot, gehoond, door taal vernederd,
een lichaam door de pijn verkrampt.
Maar met Zijn blik die nog vertedert,
aan 't kruis vast in de grond gestampt.

Zijn schouders deden lasten dragen,
van 's werelds zonden, u en mij.
Jezus verdroeg dit zonder klagen,
en maakte zo de weg weer vrij.
Naar God vergevend onze zonden,
door Hem voor ons het Offerlam.
Waarin geen kwaad ooit werd gevonden,
die onze zonden op zich nam.

Wie zou er nu nog durven klagen,
om 't kruis wat hij te dragen heeft.
En dit niet moedig verder dragen,
wetend dat Jezus kracht hem geeft.
De Levende, Hij is verrezen,
draagt immers 't kruis ook met u mee.
Laat Hem dan steeds uw krachtbron wezen,
dan krijgt en heeft u kracht voor twee.
Justus A. van Tricht


 
Het Paaslicht is voor ons ontstoken,
het heerlijk licht dat nooit meer dooft.
Nieuw leven is thans doorgebroken,
voor ieder die in Jezus gelooft.
Een nieuwe lente is begonnen,
in 'd eeuw'ge zomer overgaat.
Jezus heeft de dood overwonnen,
Hij is het die weer voor ons staat.

God schenkt ons weer een nieuwe lente,
juichende bloemen in het veld.
Vermeerdert jaarlijks weer de rente,
van 't heil dat komend wordt vermeld.
Wat wij eenmaal zullen aanschouwen,
de rijkdom van Zijn koninkrijk.
Dat Hij zal schenken Zijn getrouwen,
Hen gevend van Zijn liefde blijk.

Zoals de bloemen steeds ontluiken,
steeds na de barre wintertijd.
Opent God straks de hemelluiken,
als aanbreekt straks haar zomertijd.
Dan stroomt uit alle hemelvaten,
in ieders glas Gods volle wijn.
Dan zullen wij in hoge mate,
verheugd op 't feest genodigd zijn.

Dan vieren wij steeds Kerst en Pasen,
en Pinksteren op dezelfde dag.
Dan zal de hemel ons verbazen,
klinkt eeuwig onze vreugdelach.
Dan plukken wij voor Jezus bloemen,
voor Vader, Zoon en Heil'ge Geest
Die wij bij 't gouden altaar roemen,
in 't altijd durend blijde feest.
Justus A. van Tricht
In 's hemelsnaam, Heer houdt ons staande.
In 's hemelsnaam o God wanneer,
is Heer Uw koninkrijk aanstaande,
en daalt op d' aard Uw vrede neer.

In 's hemelsnaam waarom nog lijden.
In 's hemelsnaam zoveel verdriet,
o Heer wanneer komt Uw bevrijden,
de nood van Uw beminden ziet!

In 's hemelsnaam Heer wil toch komen.
In 's hemelsnaam daal tot ons neer,
laat Heer Uw heil ons overkomen,
Heer, breng ons hart in vreugdesfeer.

In 's hemelsnaam wil Heer ontsluiten,
de poorten van Uw rijk, elk raam.
In 's hemelsnaam Heer, doe besluiten,
wij roepen: "Kom in 's hemelsnaam"!
Justus A. van Tricht
 
Hij heeft de zwaarste weg gekozen,
gaand in gehoorzaamheid.
Hij bad in strijd tot God Zijn Vader,
tot 't uiterste bereid.
Om Vaders plan te gaan volbrengen,
Hij met de wereld had.
En al Gods kind'ren weer zou brengen,
terug naar Zijn Vaderhart.

Hij gaf het offer van Zijn leven,
droeg 't kruis, de zware last.
Hij werd met hoon en spot omgeven,
met zonden opgetast.
Zijn bloed heeft Hij voor ons vergoten,
maakt ons als sneeuw zo rein.
Voor ons de hemeldeur ontsloten,
laat ons Gods kind'ren zijn.

Hij heeft het donker graf verlaten,
verslagen is de dood.
Wees blij verheugd in hoge mate,
voor 't leven dat Hij bood.
Wij hebben nu niets meer te vrezen,
een blijde toekomst wacht.
De Heer is uit het graf herrezen,
het heil voor ons volbracht.


Melodie Psalm 65
Justus A. van Tricht



Met palmen doen wij Hem begroeten.
de Vorst die op een ezel rijdt.
Wij leggen kleed'ren voor Zijn voeten,
waarover Hij de stad in schrijdt.
Hosanna voor de grote koning,
Hosanna voor de Davidszoon.
Jeruzalem wordt eens Zijn woning,
waar Hij zal zitten op Zijn troon.

Voor Hem zal alle knie zich buigen,
de Vredevorst uit Israël.
De wereld zal Hem toe doen juichen,
Hij maakt 't Zijn onderdanen wel.
Hij de Messias de verwachtte,
Hem brengen wij de hoogste lof.
Hij is tot heil voor ons bij machte,
voor wie wij knielen in het stof.

Maar Jezus hart deed zich beroeren,
bij 't uitzicht op de koningsstad.
Hij moest Zijn opdracht nog volvoeren,
die God aan Hem gegeven had.
Hij moest het kruishout nog verdragen,
de spotternijen en de hoon.
De geselingen en de slagen,
en 't lijden van het zondaarsloon.

Hij is gestorven en begraven,
ten derde dage opgestaan.
Hij deed wat God van Hem deed vragen,
en is ten hemel opgegaan.
Van waar Hij eens zal wederkomen,
als grote koning van 't heelal.
Jeruzalem weer binnenkomen,
waar Hij als koning heersen zal.
Justus A. van Tricht



Door d' hemelvensters straalt het licht,
Gods hemelpoorten zij staan open.
Voor hen van d' aarde opgericht,
die d' hemel mogen binnenlopen.
In onafzienb're rijen gaan,
geroepenen op weg naar boven.
Om voor de troon van God te staan,
en met hun liederen Hem te loven.

De stoet door eng'len begeleidt,
gaat dagelijks door en kent geen einde.
Het wolkenpad naar d' eeuwigheid,
voert hen omhoog naar d' eeuwig Zijnde.
Zo zullen wij ook eenmaal gaan.
als hier de klok haar laatste slagen.
Heeft laten horen en doen slaan,
wanneer wij worden uitgedragen.

Zo zullen U en ik en jij,
eenmaal de laatste stappen zetten.
Op weg naar 's hemels heerschappij,
tot God, wat niemand zal beletten.
Hij wacht bij d' hemeldeur ons op,
en roept genood ons bij Hem binnen.
Legt zegenend ons de handen op,
ten teken van Zijn groot beminnen.
Justus A. van Tricht


Aan 't harde hout werd Hij gehangen,
aan 't kruis hoog voor Hem opgericht.
Onschuldig door de dood gevangen,
dat doven zou Zijn levenslicht.
Bespot als Koning van de Joden,
Heer waar is dan Uw koninkrijk.
Straks daalt U in het rijk der doden,
toon maar Uw macht opdat die blijk.

Maar Jezus bleef geduldig dragen,
de lasten die Hij dragen moest.
Al werd Hij door het spottend vragen,
verleid en in Zijn macht getoetst.
Hij liet zich niet door 't volk misleiden,
was van Gods opdracht zich bewust.
Hij was gekomen tot bevrijden,
de Weg, de Deur naar 's Hemels lust.

Verzoening was Zijn enig streven,
van God met ons door Hem bewerkt.
Opdat wij mensen zouden leven,
door Gods genade onbeperkt.
Hij heeft voor ons de brug geslagen,
die ieder mens met God verzoend.
Daarom heeft Hij Zijn kruis gedragen,
en zo de zonden uitgeboend.

Nu kan een mens op adem komen,
en niet meer door zijn schuld bezwaard.
Van Gods beloofde toekomst dromen,
die Hij zal stichten op de aard.
Want Jezus heeft de dood verwonnen,
Hij is verrezen uit het graf.
Het nieuwe leven is begonnen,
waardoor Hij ons Zijn leven gaf.
Justus A. van Tricht