Nederlandse-gedichten

Wie strijdt als Jakob met de Heer,
weet dat God ook zijn heup zal raken.
Die wordt gekwetst in het verweer,
maar Zijn beloften waar blijft maken.
De krachtmeting met Hem zijn God,
laat onomstotelijk aan hem merken.
Dat Hij bestuurder van zijn lot,
de Eeuwige blijkt en de Sterke.

Al blijkt zijn heup door God ontwricht,
en moet hij voortaan zo door 't leven.
Toch houdt hij op Gods heilsplan zicht,
het woord van God aan hem gegeven.
Wie Jakobs God ter hulpe heeft,
de God die ook uw hulp wil wezen.
Mag weten dat de Heer u geeft,
Zijn liefd' u dagelijks bewezen.

Ook als u mank gaat door de strijd,
die u met Hem en mens deed voeren.
Dan wordt uw leven toch geleid,
Zijn zegen blijft u steeds beroeren.
Hij brengt u eenmaal in de staat,
die uw gekwetstheid zal genezen.
U weer geheeld uw wegen gaat,
en nooit geen strijd meer hebt te vrezen.
Justus A. van Tricht
 


God was ons denken ver vooruit
en was reeds lang mobiel te bellen.
Hij legde Zijn methode uit,
als wij Hem iets wilden vertellen:
Wees stil en vouw je handen maar,
dan zal Ik aan een ieder leren,
hoe hij steeds draadloos, ja echt waar,
altijd met mij kan communiceren.


Kniel in de stilte voor mij neer,
'k zal Mijn mobiele nummer geven.
Voor 't dagelijks telefoonverkeer,
Mijn nummer dat is driemaal zeven.
'k Ben altijd thuis en geef gehoor,
aan ieder die Mij op wil bellen.
Ik bied altijd een luist'rend oor,
wie in gebed tot Mij komt snellen.


Mijn voicemail staat dan ook nooit aan,
want dat doet enkel irriteren.
Voor hen die biddend tot Mij gaan,
het zou ze immers af doen weren.
Noem Mij maar Vader, wie Mij belt,
dat schept een band, dat schept vertrouwen,
Weet, alles wat Mij wordt verteld,
zal Ik vertrouw'lijk achter houwen.


Bereikbaar ben ik dag en nacht,
op elk uur voor wie Mij wil spreken.
'k Zal luisteren naar vreugd' en klacht,
en schenk in nood Mijn licht als teken.
Dat Ik het bidden heb gehoord,
waarop 'k Mijn antwoord steeds zal geven.
Als Mijn bewijs dat 't is verhoord,
en harten weer zal doen herleven.


Overal waar men zich bevindt,
kan men met Mij communiceren.
Zich tot Mij richt als biddend kind,
elk kan mobiel zich tot Mij keren.
Mijn telefoon is nooit bezet,
de lijn naar boven staat steeds open.
Die kent ook geen moment belet,
voor elk wie op Mijn antwoord hopen.


God blijkt hieruit de tijd vooruit,
mobiel hem bellen was reeds mogelijk.
Toen vonden wij 't mobieltje uit,
maar in Gods oog is dat onooglijk.
Want dat is kwetsbaar, kan kapot,
heeft een beperkte duur van leven.
Kent niet de mogelijkheid die God,
aan alle mensen heeft gegeven.


De mogelijkheid die God ons biedt,
om steeds mobiel met Hem te bellen.
Is niet waarin techniek voorziet,
die ongebreideld voort blijft snellen.
Het voordeel van Gods eigen net,
heeft ook geen telefoonkaart nodig.
Blijkt gratis voor ons opgezet,
en die is daardoor overbodig!
Justus A. van Tricht
Wie kan dit lijden koel aanschouwen,
aanzien met onbewogenheid.
Ziend hoe men spijkers fel doet houwen,
in hand en voet tot het hout splijt.
Wiens oog wenst zich niet af te wenden,
bij zoveel wreedheid die het ziet.
Gebrokenheid diepe ellende,
is wat de dood aan 't kruishout biedt.

Wie zou dit lijden kunnen dragen,
met 's werelds lasten op zijn rug.
Geduldig moedig, zonder klagen,
en zo naar d' hemel slaand een brug.
Die mensen weer tot God doet leiden,
zo'n mens bestaat er echt maar een.
Het is Gods Zoon die komt bevrijden,
Hij droeg de last van 't kruis alleen.

Met tranen ben ik diep bewogen,
ziende hoe Hij aan 't kruishout hangt.
Gehaat, bespot, voor aller ogen,
waarvan Hij minachting ontvangt.
Maar Hij hield vol tot aan het einde,
de opdracht Gods heeft Hij volbracht.
Om 't lam en s' werelds offer zijnde,
en zo met God verzoening bracht.

Zijn sterven maakt ons weer tot kinderen,
die door God aangenomen zijn.
Niets zal nu toegang meer verhinderen,
tot 't huis van Vader groot en klein.
Hij laat ze allen binnentreden,
door 't offer van Zijn Zoon gebracht.
Te leven tot in 'd eeuwigheden,
en bij Zijn voordeur opgewacht.
Justus A. van Tricht
Je hebt elkander trouw beloofd,
de handen in elkaar geslagen.
Omdat je in elkaar gelooft,
elkaar door 't leven heen wilt dragen.
Maar bovenal op God gericht,
wiens zegen je nu mag ontvangen.
Die met een lach op zijn gezicht,
thans geeft wat jullie doen verlangen.

Je wenste Hem er vandaag bij,
maar niet allen vandaag, ook morgen.
De gulle gever dat is Hij,
die liefdevol steeds weer blijft zorgen.
Laat jullie hart in dankbaarheid,
vol vreugde tot Hem overstromen.
Ook naar elkaar, blijf toegewijd,
in liefd' aan beiden overkomen.

Onthoudt dat liefd' het draagvlak is,
in goede en in kwade tijden.
In tijd van licht en duisternis,
in tijd van moeiten en van lijden.
Leef hecht tezamen met de Heer,
dan zal het snoer niet snel verbreken.
Dat sterk drievoudig keer op keer,
als onverbreekbaar is gebleken.
Justus A. van Tricht



Hij had zojuist het graf verlaten,
maar was nog niet tot God gegaan.
Maria kreeg Hem in de gaten,
maar sprak tot haar "Raak mij niet aan".
Hij zag de blijdschap in haar ogen,
maar hield de afstand nog in stand.
Zijn hart was met de vrouw bewogen,
en legde teer op haar Zijn hand.

Ga het mijn broeders maar vertellen,
dat ik uit 't graf ben opgestaan.
Laten je voeten tot hen snellen,
maar raak voorlopig Mij niet aan.
Spreek maar dat spoedig Ik zal komen,
dan zal er weer het weerzien zijn.
Mijn glorie zal tot uiting komen,
in brood en in vergoten wijn.

Wij zullen weer elkaar begroeten,
met allen aan een rijke dis.
Ik zal een ieder daar ontmoeten,
en spreken van 't geheimenis.
Ga heen doe kond' van mijn verrijzen,
bereid mijn komen maar reeds voor.
Wanneer Ik toon Mijn gunstbewijzen,
aan allen volgend in Mijn spoor.
Justus A. van Tricht
Onder een loodzwaar kruis gebukt,
sleepte de Heer zich moeizaam verder.
Door 't harde hout terneergedrukt,
ging Hij zijn weg als Goede Herder.
De mensen joelden langs de kant,
onder het toezicht der Romeinen.
Het volk dat schreeuwde moord en brand,
zag Jezus lijdend voor de zijnen.

De weg naar Golgotha was zwaar,
waar hem aan 't einde van zijn krachten.
Als 's werelds Redder, Middelaar,
de scherpe spijkers stond te wachten.
Hij werd in hand' en voet doorwond,
waardoor de wondkoorts hem deed plagen.
Die hij al krimpende doorstond,
zonder dat men Hem hoorde klagen.

Na urenlange felle strijd,
heeft zon en hitte Hem doen slopen.
Maar Hij bleef door Zijn strijd bereid,
elk mens van zonde vrij te kopen.
Toen sprak Hij luid met laatste kracht,
voor Hij de geest gaf deze woorden.
Het duidelijk hoorbaar "Het is volbracht",
voor allen rond het kruis die 't hoorden.
Justus A. van Tricht





't Was stil die ochtend op Paasmorgen,
nog niemand liep er over straat.
De deuren waren nog gesloten,
en menigeen door slaap verlaat.
Maar ook de ramen waren dicht.
met d' eerste stralen overgoten.
Begon die dag in 't zonnelicht,
men wist niet wat God had besloten.


De steen voor 't graf werd weggerold,
door d' engel, die soldaten vreesden.
Zij zijn als hazen weggehold,
beangst, bevreesd en als verweesden.
Toen rees de Heiland uit het graf,
liet opgerold het doodskleed achter.
Hij had gedragen schuld en straf,
bij 't graf stond nu niet meer een wachter.


Maar in die vroege morgenstond,
liep er een vrouw ten diepst bewogen.
Daar in de graftuin huilend rond,
met tranen in haar beide ogen.
Zij kwam met kruiden, specerij,
met bloemen om haar Heer te eren.
Maar zag verbaasd verwonderd, zij,
Hij deed niet meer in 't graf verkeren.


Toen zag zij in die tuin een man,
die zij aanvankelijk niet herkende.
En sprak tot hem heer zeg mij dan,
tot wie moet 'k mij voor Jezus wenden.
Hij is hier niet zoals u ziet,
en 'k ben speciaal voor Hem gekomen.
Ik heb om Hem zoveel verdriet,
Hij was de mens van al mijn dromen.



Hebt u zijn lichaam weggenomen,
zeg mij dan waar het heden ligt.
Ik ben speciaal naar hier gekomen,
en dat vanuit mijn hart verplicht.
Zacht heeft toen uit Zijn mond geklonken,
Maria, vrouw wat is je grief.
Ik ben opgestaan uit de spelonken,
verrezen, en Ik heb je lief.


Toen sprak zij uit Raboenie, Meester,
wat ben ik blij dat U het bent.
Vergeef mij Heer dat 'k U mijn Meester,
niet eerder zag en heb herkend.
Toen sprak de Heiland deze woorden,
vergat jij dat Ik op zou staan.
En Ik de dood met al Mijn koorden,
zou binden, en hem doen verslaan.


Raak Mij niet aan, al ben 'k verrezen,
in glorie en in heerlijkheid.
Ik moet eerst nog bij mijn broeders wezen,
pas dan is daarvoor rijp de tijd.
Ga nu in vreugd naar hen maar snellen,
vertel dat jij Mij hebt gezien.
En wil aan elk van hen vertellen,
dat zij Mij spoedig zullen zien.
Justus A. van Tricht
Hij knielde biddend in de hof,
de nacht zou komen van zijn lijden.
Hij boog zich diep terneer in het stof,
en vroeg aan God hem te bevrijden.
Laat deze beker dan aan mij,
voorbijgaan dat 'k die niet hoef drinken.
Maar niet mijn wil slechts d' Uwe zij,
mijn weg naar 't woord wat U laat klinken.

In d' eenzaamheid streed Hij zijn strijd,
zijn vrienden lagen stil te slapen.
Zij wisten van geen uur nog tijd,
en deden niet bij Jezus waken.
Toen brak de tijd aan van 't verraad.
en vluchtten al zijn volgelingen.
De hof uit door de smalle straat,
en niemand deed hem meer omringen.

Toen werd de Heiland weggevoerd.
en moest voor 't Sanhedrin verschijnen.
Zijn polsen waren ingesnoerd,
de koorden trokken diep hun lijnen.
Die nacht deed kraaien nog de haan,
want Petrus zou de Heer ontkennen.
Maar toen Hij Petrus daar zag staan,
deed die zijn woorden weer herkennen.

Toen is de Heer de weg gegaan,
die Hem naar Golgotha zou voeren.
Men liet Hem door de gesel slaan,
en met de doornenkroon beroeren.
Doch Hij verdroeg de hoon en smaad,
de spotternij en alle slagen.
De weerzinwekkendheid van haat,
Hij heeft het kruis voor ons gedragen.

Justus A. van Tricht


Mensen kunnen zijn als doden,
levend zonder uitzicht, hoop.
Gaand met uitgebluste ogen,
en voor 't leven op de loop.
Gravend vaak hun eigen graven,
dat een naamloos graf zal zijn.
Waar hun lasten in verborgen,
al hun moeiten, zorg en pijn.


Doden kan Hij levend maken,
laat hen op staan uit het graf.
Als de Heer hen aan zal raken,
uitzicht, weer nieuw leven gaf.
Kom dan uit het graf getreden,
dat uw leven thans omsluit.
Christus roept u in het heden,
Mens, sta op, en kom er uit!


Laat u door Zijn woord opwekken,
uit de graven opgetild.
Hij zal weer tot leven wekken,
die uw pijn, uw tranen stilt.
Hij die voor ons is gestorven,
biedt ons weer het leven aan.
Dat Hij voor ons heeft verworven,
en u roept om op te staan.


Want de dood is overwonnen
door de Heer, in elk gedaant'.
Zijn triomf is reeds begonnen,
dagelijks door de wereld gaand.
Kom sta op, laat u bevrijden,
van elk doodsbeklem bevrijdt.
Aan de hand van Jezus leiden,
op de weg der zaligheid.
Justus A. van Tricht


Jarenlang was
Hij Zijn volgeling.
Luisterend naar
Zijn woorden.
Verbaasd over
Zijn wonderen
die zijn hart
raakten.
Aangesteld als
penningmeester
met hoge verwachtingen
over het komende rijk.
Vol bewondering
voor Hem
die omsloeg
in twijfel 
en teleurstelling.
Die vragen
in zijn hart deden oprijzen.
Hij maakte
zijn keuze
voor verraad.
Schijnbaar als vriend
nam hij deel
aan de laatste
maaltijd.
Delend in brood
en wijn.
Toen ging hij heen
om zijn plan
tot uitvoer te brengen.
Hij had zijn beloning
reeds ontvangen.
Dertig zilverlingen
in zijn handen.
Zijn plan
stond vast
Een laatste kus
was zijn afscheid,
voorgoed.
Toen dreven
inzicht en wroeging
hem tot een wanhoopsdaad.
Maar zijn beloning
werd tot bloedgeld.
Nergens inwisselbaar!
Toen hing hij,
verlaten!
Judas.
Justus A. van Tricht
Hij is de zware weg gegaan,
en heeft voor ons Zijn kruis gedragen.
Hij is bespot, men deed hem slaan,
maar niemand heeft Hem horen klagen.
Hij werd genageld aan het hout,
met spijkers deed men Hem doorboren,
Hij leed en stierf voor ons behoud,
heeft 't Is volbracht luid laten horen.

Wanneer ik Jezus strijd gedenk,
die voor ons allen wilde lijden.
Ervaar ik Hem als Godsgeschenk,
die ons van zonde wou bevrijden.
Geen mens blijkt tot zo'n daad in staat,
om 's werelds schulden ooit te dragen.
Die aan de last ten ondergaat,
omdat hij daarin niet zou slagen.

De weg van Jezus was Gods plan,
de opdracht die Hij moest volvoeren.
Hij d' enige die 't dragen kan,
om zo ons weer tot God te voeren.
Zijn offer bracht ons naar God terug,
en heeft opnieuw de weg geopend.
Want door Zijn kruis is Hij de brug,
weer naar het Vaderhuis toelopend.

De Heiland is voor elk de Weg,
Hij is de Waarheid en het Leven.
Hij onze Redder, onze dreg,
die ons het leven heeft hergeven.
De dood brengt ons geen vrees meer aan,
want Jezus heeft hem overwonnen.
Door uit de doden op te staan,
is 't nieuwe leven reeds begonnen.
Justus A. van Tricht



Vlammend vuur
gedragen door de wind
daalt suizend neer
op de hoofden
waarvan geen haar
wordt gekrenkt.
Harten worden
met een warme
gloed doortrokken
met grote vreugde
als gevolg.
Tongen spreken
in alle talen.
Verstaanbaar voor
aller oren.
Grenzen worden
overschreden
muren neergehaald.
Het is de Geest
die zich openbaart.
PINKSTEREN!
Justus A. van Tricht
 


Ik zag Hem hangen aan het kruis,
verkrampt en met Zijn hoofd gebogen.
Als een verloor'ne ver van huis,
een mens bespot en uitgespogen.
Hij die dit lijden zelf verkoos,
Gods Zoon met doornenkroon omhangen.
Die in een wereld bar en boos,
daar haar verlossing aan liet vangen.


Ik zag Hem lijdend van de dorst,
gespijkerd aan Zijn hand' en voeten.
Als Koning en als Levensvorst,
voor 's mensen zonden bloedend boeten.
Tot in Zijn laatste uur met kracht,
in Godverlatenheid gesproken.
Weerklinken deed "Het is volbracht",
Hij stierf, en met een speer doorstoken.


Men nam Zijn lichaam van het hout,
en heeft het in het graf geborgen.
Waarin het roerloos stil en koud,
gewacht heeft op de nieuwe morgen.
Want na drie dagen in het graf,
heeft God Zijn Zoon weer op doen wekken.
En legde Hij het doodskleed af,
om zich naar 't leven uit te strekken.


Hij die het doodsrijk overwon,
heeft aan ons 't uitzicht weer gegeven.
Verrijzend in de morgenzon,
schonk Hij aan ons opnieuw het leven.
Want dood en graf houdt ons niet vast,
maar zal ons afstaan aan de Koning.
De Levensvorst die droeg de last,
en ons zal leiden naar Gods woning.
Justus A. van Tricht

Als Jezus niet geboren was,
dan waren wij verloren.
Welk lot zou dan het mensenras,
op aarde zijn beschoren?
Dan zouden wij ten ondergaan,
aan onrecht, oorlog, twisten.
En mensen zijn in ons bestaan,
die van Gods heil niets wisten.


God heeft niet d' ongehoorzaamheid
begaan in het verleden.
Gemaakt tot wat ons van Hem scheidt,
tot afstand in het heden.
Hij heeft voor ons een plan bedacht,
wat niemand kon bedenken.
En dat tot uitvoering gebracht,
door ons Zijn Zoon te schenken.


Want God is geen wraakzuchtig God,
die zonden blijft gedenken.
Door ons begaan, maar in ons lot,
opnieuw naar 't heil laat wenken.
In Jezus biedt Hij ons weer aan,
de Weg die leidt ten leven.
De Deur waardoor wij binnengaan,
Zijn heil aan ons gegeven.


Vergeving is het troostvol Woord,
voor 's werelds, onze zonden.
Dat voor ons opklinkt wordt gehoord,
daarvan door 't Woord ontbonden.
Het is Gods liefde die ons bindt,
ons leven hoedt, blijft dragen.
Geschonken aan elk mensenkind,
die God daarom zal vragen.


De nieuwe wereld die ons wacht,
laat God eens tot ons komen.
Door wat door Jezus werd volbracht,
die wordt ons niet ontnomen.
In 't samenspel van Vader, Zoon,
wordt aan ons 't heil geboden.
Door Hem die droeg het zondaarsloon,
en opstond uit de doden.
Justus A. van Tricht
 
Er komt een dag dat je niet meer zult huilen,
dan is de pijn, 't verdriet voor altijd kind gestild.
Je weet toch dat je steeds bij Mij kunt schuilen,
dat Ik het ben die jou omhoog weer tilt.
Ik ben er toch, Ik zal je steeds weer dragen,
wanneer je hart door het gemis weer schreit.
Weet, Ik zal luisteren, geef antwoord op je vragen,
Ik ken je moeiten kind, en ook je grote strijd.

Mijn kind, Ik weet wat in je hart verborgen,
daar ligt aan bitterheid, verslagenheid en pijn.
Maar Ik beloof je dat die op een morgen,
voorgoed mijn kind verdwenen zullen zijn.
Mijn hand blijft die van jou mijn kind omsluiten,
al moest je ook door diepe dalen gaan.
Bij Mij kun je verdriet en al je tranen uiten,
want Ik blijf altijddurend kind steeds naast je staan.

Mijn lieve kind, Ik ben de Goede Herder,
die ook jouw leven hoeden zal en veilig leidt.
Ik zal je troosten kind 'k ga met jou verder,
een blijde toekomst wacht door Mij bereid.
Ik zal je bitterheid tot zoet weer maken,
je beker wordt weer met geluk gevuld.
En teder zal Ik je gezicht in liefd' aanraken,
zie naar de dag waarop Mijn heil je wordt onthuld!


Opgedragen aan Mieke Belt
Justus A. van Tricht
Hij hoorde mijn roep
in de stilte van de nacht.
Als een fluistering kwam Hij nader
bijna onhoorbaar.
En zette zich neer
aan de rand van mijn bed
als een fluorescerende gestalte.
Angst en eenzaamheid
verdwenen als sneeuw voor de zon
in het donker van de nacht.
Verdreven door
Zijn lichtende aanwezigheid.
die mij tot troost was.
Justus A. van Tricht

 


Langs de spoorlijn van het leven,
gaat de trein naar 't eindstation.
Waar wij eens 't geluk beleven,
achter de verre horizon.
Over wisseling van sporen,
rijdt het treinstel jachtig voort.
Waar de hemel ligt te gloren,
de belofte van Gods Woord.


Over bergen en door dalen,
stijgt en daalt hij telkens weer.
Om ons langs de ijzeren staven,
te gaan brengen naar de Heer.
Jezus immers staat te wachten,
op ons met Zijn groots onthaal.
Waar ook wij die Hem verwachten,
uitzien naar het Bruiloftsmaal.


Tussenstations zijn er vele,
want het is een lange reis.
Voor wij in de vreugde delen,
van het hemels paradijs.
Maar eens loopt de spoortrein binnen,
op het hemels eindstation.
En dan kan het feest beginnen,
waar het Jezus om begon.
Justus A. van Tricht

Hij kijkt ons aan met warme blik,
Zijn liefde straalt uit beide ogen.
Hij heeft Zijn armen uitgespreid,
tot ons, zo zeer met ons bewogen.
En uit Zijn mond klinkt tot ons hart.
het woord van vrede en van zegen.
"Komt allen tot Mij met Uw smart,
bij Mij wordt voor u heil verkregen".

Wie zal nu niet tot Jezus gaan,
met hart en leven tot Hem vluchten.
Die altijd voor ons in wil staan,
bevrijden wil van zorg en zuchten.
Hij roept ook U, Hij roept ook mij,
om op Zijn nodiging te komen.
Hij spreekt tot elk: "Ik maak u vrij,
om aan Gods oordeel te ontkomen".

De Heer ziet ons bezwaarde hart,
Hij kent doorgrondt ons hele wezen.
Hij vraagt: "Maak toch een nieuwe start,
met Mij heeft niemand iets te vrezen.
Ik droeg voor allen immers 't kruis,
die dood en zonde eens laat wijken.
Wie met Mij gaat komt veilig thuis,
en mag straks in de hemel kijken".

"Ik ben het die weer vrede schept,
en vreugde brengt in mensenharten.
Die nog met zonden zijn behept,
en vele levens nog blijft tarten.
Ik heb u lief zie Mijn gebaar,
bij Mij zal ieder vrede vinden.
Schenk dan ook liefde aan elkaar,
dan bent u allen Mijn beminden".

"Vergeving vindt u voor uw schuld,
die in uw harten wordt gevonden.
Ik ben uw Heiland vol geduld,
en heb uw ketenen ontbonden.
Ga nu maar mee en volg Mij maar,
een lange tocht valt nog te maken.
Met Mij aan 't hoofd, Ik maak het waar,
want allen zult u thuis geraken".
Justus A. van Tricht
 


Nooit kan met woorden uitgedrukt
wat Jezus heeft doorstaan.
Geslagen, onder 't kruis gebukt,
waaraan men hem liet slaan.
Nooit vind ik woorden voor de pijn
die recht doen aan Zijn leed.
Hij die Verlosser wilde zijn,
Hem die ik nooit vergeet.


Nooit kan met woorden uitgezegd,
de draagkracht van Zijn liefd'.
Nooit kan aan iemand uitgelegd,
van spijkers Hem doorkliefd'.
Nooit vond men op de wereld ooit,
zo'n mens die sterven wou.
Die met een doornen kroon getooid,
voor allen lijden zou.


Nooit komt er voor ons meer een mens,
die de dood overwon.
De Hemelzoon die naar Gods wens,
aan 't reddingsplan begon.
Hij heeft Gods plan en wil volbracht,
van zonden ons bevrijdt.
Hij stond weer op uit eigen kracht,
wiens liefd' van ons nooit scheidt.


Maar eenmaal komt de grote dag,
dat graven opengaan.
Dan maakt de hemel blij gewag,
dat doden op gaan staan.
Dan komt Hij die zijn leven gaf,
op wolken tot ons weer.
En volgen wij de herderstaf,
van Jezus onze Heer.
Justus A. van Tricht

God bouwt voor ons een grote stad,
waar al Zijn kinderen kunnen wonen.
Waar Hij voor elk een huis bereidt,
dat Hij hen op een dag zal tonen.
Die stad krijgt maten ongekend,
zoals slechts God kan bouwen.
En nimmer door een mens gekend,
wanneer wij die aanschouwen.

Het wordt een stad van zuiver goud,
omringt beschermd door hoge muren.
Bezet met rijke edelsteen,
van diamanten tot azuren.
De huizen zijn ruim opgezet,
gelijkend op paleizen.
Door God op tekening gezet,
zoals ze gaan verrijzen.

Het bouwen van die stad kost tijd,
waarin God veel wil investeren.
Want deze stad der eeuwigheid,
ontwerpt Hij met bijzondere sferen.
God legt er vele parken aan,
met altijd groene bomen.
Die eeuwig bloeiend zullen staan,
aan frisse waterstromen.

Die schitterende stad van goud,
laat God eens uit de hemel dalen.
Wanneer Hij na al  't werk volbracht,
door Christus ons eens op laat halen.
Dan treden wij haar poorten in,
met luide jubelzangen.
En worden wij door Gods bemin,
in d' eeuw'ge stad ontvangen.
Justus A. van Tricht