Er is een kind van acht vermoord,
een kind dat woont in Hoogerheide.
Mijn hart werd door dit bericht verstoord,
voor d' ouders onbegrijplijk lijden.
Een jeugd, een toekomst, ging kapot,
een leven werd ruw afgesneden.
Waarom trof toch dit kind dit lot,
wat diepe wonden slaat in 't heden.

Straks volgt een tocht met stil protest,
voor weer een afgebroken leven.
Als men weer komt van oost en west,
om iets van meeleven te geven.
Dit is weer zinloosheid ten top,
een kind dat door een moord moet sterven.
't Kan in de maatschappij niet op,
wat wij aan bruut geweld verwerven.

De woede welt op in mijn hart,
en tranen dringen in mijn ogen.
Wat is de wereld koud en hard,
zijn mensen dan nog wel bewogen?
Wie doet een kind toch zoiets aan,
dat men zich daaraan doet vergrijpen.
Ik weet God dat het kan bestaan,
maar 't valt voor mij niet te begrijpen.

Verslagenheid is wat ik hoor,
en ook mijn hart Heer is verslagen.
Door deze berichten tot mijn oor,
voor d' ouders zijn 't nu donkere dagen.
Heer 'k vraag U neem dit kind toch op,
gekoesterd door Uw welbehagen
En wil het naar de hoogste top,
van 't licht des hemels Heer doen dragen.
Justus A. van Tricht

You have no rights to post comments