Het kon niet zwaarder, niet gemener,
niet laffer, alles bij elkaar.
Dat men U Heer, de hulpverlener,
kruisigde naast een moordenaar.
Want vrijspraak lag het meest voorhanden,
maar daartoe was men niet bereid.
Pilatus waste zelfs zijn handen,
in 't water der onschuldigheid.


Aan de Romeinen uitgeleverd,
bent U de zware weg gegaan.
En op de kruisdood afgestevend,
het hout waaraan men U deed slaan.
U hebt geleden, bent gestorven,
U nam de zond' der wereld weg.
Ons zo nieuw leven weer verworven,
vergeving, vrijspraak, was Uw weg.


De steen die Uw graf deed omsluiten,
werd na drie dagen weggerold,
U trad als overwinnaar buiten,
de doodsmacht had U opgerold.
U deed het licht voor ons weer schijnen,
waardoor de duisternis vergleed.
Waarvan de glanzen en de lijnen,
U speels ons weer ontmoeten deed.


Als U die weg niet had betreden,
dan waren wij Heer niet bevrijdt.
Maar hadden wij nog steeds geleden,
aan 't kwaad door ongehoorzaamheid.
Dan was er vrijspraak nooit gekomen,
van onze zonden, onze schuld.
Maar had de dood zijn recht genomen,
in 't eeuwig duister ons gehuld.


Maar nu de dood is overwonnen,
en U getoond heeft hem Uw macht.
Is 't nieuwe leven Heer begonnen,
het leven wat ons daarna wacht.
De dood is nu slechts overstappen,
van hier de aardse werkelijkheid.
De hemel zal ons overkappen,
door vrijspraak, 't licht der eeuwigheid.

Justus A. van Tricht


26 april 2006

You have no rights to post comments