Nederlandse-gedichten

Aan 't liefdekoord zijn wij geregen
elk als een parel in Gods hand.
Waaraan wij voor Hem mogen stralen
weerkaatst de liefd' die in ons brandt.
In 't licht van liefde en genade
dat over ons ligt uitgespreid.
Laat Hij aan elk van ons verhalen
Zijn toekomst die wordt voorbereid.

Hij rijgt ons een voor een in rijen
naar kleur en grootte aan Zijn koord.
Een snoer drievoudig sterk verbonden
en ons verblijdend met Zijn Woord.
Hij neemt ons liefd'vol in Zijn armen
Zijn hand die koestert ons met zorg.
Hij ziet ons aan op onze wegen
wil schuilplaats zijn een vaste borg.

Hij draagt ons aan dit snoer van liefde
steeds dicht geborgen aan Zijn hart.
Is met ons leven diep bewogen
nabij in onze vreugd en smart.
Zijn trouw is 't sluitstuk van de ketting
waaraan wij veilig zijn gehecht.
Nooit zal Zijn trouw aan ons verbreken
die Hij ons vast heeft toegezegd.

Melodie Licht dat ons aanstoot in de morgen
en nr 118 Tussentijds

Voor elk besluit heeft God een reden,
Zijn weg met jou goed overdacht.
Je mag best in discussie treden,
maar houdt Zijn woorden in gedacht.
Je kunt Zijn handelen wel betwisten,  
maar zet in wijsheid Zijn plan door.
Ook als in ’t hart je vragen gisten,
dan neemt Hij ze graag met je door.

Wat relevant is wordt besproken,
daar gaat God ook met je op in.
Maar soms blijf je door Hem verstoken,
op ‘t antwoord over nut en zin.
Vaak zie je later dat Gods wegen,
achteraf steeds de beste zijn.
Al ging daarbij Gods milde zegen,
soms langs de weg van moeite en pijn.

Laat God dus maar besturen waken,
’t is immers wijsheid wat Hij doet.
Zo zal Hij alles wel gaan maken,
vanuit Zijn Bron van overvloed.
Voor elk besluit heeft God Zijn reden,
aanvaard en voeg je naar Zijn wil.
Hij komt je tegemoet getreden,
en luistert naar Zijn woorden stil!

Kind, Ik spreek je van Mijn liefde
en Mijn hart je toegewijd.
Luister naar wat Ik wil zeggen
opdat Ik je hart verblijd.
Niets ter wereld zal ons scheiden
als je in Mijn liefde blijft.
In Mijn licht zal Ik je leiden
licht dat hart en ziel beklijft.

Hoogten, diepten, bergen, dalen,
zeeën, oceanen diep.
Zullen nimmer je verwijderen
van Mijn liefde waar je ook liep.
Overal zal steeds die liefde
om je heen aanwezig zijn.
Zelfs wanneer je Mijn hart griefde,
het nog verlangend naar je zijn.

Ik zal je dragen, alle dagen
en met liefde geplaveid.
Al je levenspaden effenen
naar de poort der eeuwigheid.
Daar zal Ik je eens binnen leiden
en Mijn armen om je slaan.
Ik zal je als een herder weiden,
en Mijn stal doen binnengaan.

Als je de laatste tocht moet gaan,
dat heb je immers niets te vrezen.
Want Jezus biedt Zijn hand je aan,
zal met Zijn lichtglans met je wezen.
Door krochten van de doodsvallei,
zal Hij je naar het einddoel wijzen.
Gaand aan de laatste grens voorbij,
op weg naar ’s hemels paradijzen.

Als je de laatste tocht moet gaan,
mag je in Vaders armen rennen.
Die op de uitkijk reeds zal staan
en zult Hem in het licht herkennen.
Je nieuwe woning staat reeds klaar,
die je door Jezus mag betrekken.
Je wordt de hemel straks gewaar,
die je met vreugde zult ontdekken.

Als je de laatste tocht moet gaan,
dan moet je alles achter laten.
Want reizend naar je nieuw bestaan,
zal aards bezit je daar niet baten.
In de hemel geldt een andere norm,
dan die je kende op de aarde.
Daar heeft alles een andere vorm,
maar die is van veel grotere waarde.

Als je de laatste tocht moet gaan,
is dat het pad naar ’t eeuwig leven.
Van alle aardse zorg ontdaan,
wordt jou het Goddelijk heil gegeven.
Niets is op d’ aard daaraan gelijk,
in mensen woorden niet te vatten.
Want in het hemels koninkrijk,
ontvang je daar Gods rijke schatten.

Verheug u zie de nacht verdwijnt,
de morgenstond is daar.
Het licht dat aan de kim verschijnt,
spruit helder zacht en klaar.
Straalt over heel de aarde heen
zet alles in haar gloed.
Dit is de dag die God ons schenkt
en met Zijn liefd' begroet.

De vogels in de bomen zij,
jubelen Hem ter eer.
Laat met hen klinken onze stem
lofliederen voor de Heer.
Hij houdt ons leven in Zijn hand,
wij leven welbewaard.
De nacht is weer voorbijgegaan,
de dag is opgeklaard.

Dit is de dag van God de Heer,
waarop Hij ons vergaart.
Laat horen van Zijn liefde weer,
Zijn woord ons openbaart.
Hij leert en wijst ons steeds de weg,
die Hij met ons wil gaan.
Hij gaat met ons langs struik en heg,
heeft zorg voor ons bestaan.

Je krijgt niet altijd antwoord op je vragen,
er blijkt vaak veel dat onbeantwoord blijft.
Van wat je in het leven hebt te dragen,
en dikwijls daar de zin niet van begrijpt.
Dan lijkt de hemelpoort voor je gebed gesloten,
alsof er door God niet geluisterd wordt.
En al je woorden daarop worden afgestoten,
de tranen niet gezien die er zijn uitgestort.

Wat kan een mens zich dan verloren voelen,
als hij in nood de hemelpoort bestormt.
En tot God uitschreeuwt wat is Uw bedoelen,
het diep van binnen vreselijk in je stormt.
Op vele vragen blijft God soms het antwoord schuldig,
maar toch heeft Hij je beden wel gehoord.
En klinkt Zijn stem, Mijn kind wacht af  wees maar geduldig,
het antwoord wordt op Mijn tijd pas verwoord.

Soms zul je hier op aard geen antwoord krijgen,
want daar heeft God een goede reden voor.
Hij blijft voor jou dan ’t antwoord stil verzwijgen,
daarop krijg je in de hemel pas gehoor.
God test je geloof en Hij beproeft steeds je vertrouwen,
Zijn handelen is een oefening voor je in geduld.
Maar eenmaal laat Hij je naar Zijn beloft’ aanschouwen,
wordt op je vragen het antwoord je onthuld.

Genadegaven wijd en zijd
worden over ons uitgespreid.
De zegeningen van de Heer
dalen vanuit de hemel neer.

Hij die Gods licht en vrede proeft
wordt steeds verblijd en nooit bedroefd.
Wie naar Zijn zegeningen ziet,
is steeds verrast om wat Hij biedt.

Gods goedheid overstelpend groot
biedt ons Zijn hand in onze nood.
Die onze vreugd en tranen ziet
is Trooster van elk stil verdriet.

Zijn hand en arm ons steeds nabij
staan ons ter hulpe ons terzij.
Niets kan tot in der eeuwigheid
bewerken dat Zijn liefde ons scheidt.

Want Hij die schonk Zijn eigen Zoon
tot heil der mensheid uit Zijn woon.
Hij die zo lief de wereld had
houdt haar steeds in Zijn hand gevat.

God laat geen smeek’ling staan,
schenkt hulp die wij behoeven.
Die biedt Hij liefd’vol aan,
Zijn trouw en liefde proeven.

God gaat ons niet voorbij,
maar Hij zal ons verhoren.
Hij staat ons steeds terzij,
wij die bij Hem behoren.

God geeft ons moed en kracht,
schenkt ons Zijn zegeningen.
Heil mag van Hem verwacht,
waarmee Hij zal omringen.

God kent doorgrondt ons hart,
heeft weet van alle dingen.
Van onze vreugde en smart,
als tranen omhoog dringen.

God troost en slaat Zijn arm,
om allen die nog rouwen.
Is liefdevol en warm,
zorgzaam voor Zijn getrouwen.

God weet wat elk verlangt,
als Vader van Zijn kinderen.
Zorgt dat elk ’t beste ontvangt.
en zal dat nooit verhinderen.

Gods liefde moet vermeld,
met woorden uitgedragen.
En steeds weer doorverteld,
al onze levensdagen.

In beeldende taal heeft de Heiland gesproken,
met liefde en warmte zich tot ons gekeerd.
Daar heeft het bij Hem geen moment aan ontbroken,
in al Zijn gesprekken ons liefde geleerd.
Hij sprak in gelijkenis duidelijke woorden,
aansprekend begrijpbaar steeds voor Zijn gehoor.
Hij wees ons de Weg naar de hemelse oorden,
en ging op weg daarheen ons leidende voor. 

Zijn woord werd altijd door de wijsheid gedragen,
en bleek altijd weer op de liefde gestoeld.
Hij wist van de priesters die uit wilden dagen,
Hij doorzag hun hart heeft hun vragen voorvoeld.
Hij trok als Genezer door dorpen en steden,
riep zieken, melaatsen nodend om zich heen.
En velen die allen aan kwalen nog leden,
zij werden gezond door zijn machtwoord alleen. 

Zijn naam en Zijn faam deden alom de ronde,
Zijn komst bleek vaak ver van te voren bekend.
Want Jezus Zijn naam werd door duizenden monden,
als Heer en Verlosser volmondig erkend.
Zo vraagt Hij vandaag ook het antwoord van mensen,
ben Ik het van wie u verlossing verwacht?
Kom dan maar tot Mij en vertel Mij uw wensen,
dan heel Ik uw leven en schenk Ik u kracht!  

De schepping spreekt van Gods bestaan,
zo onweerstaanbaar in haar uiten.
Daar blijkt niet aan voorbij te gaan,
ik moet wel tot geloof besluiten.
Want alle dingen zon en maan,
de aarde en wie daarop wonen.
Getuigen wat God heeft gedaan,
wat Hij ons door Zijn woord blijft tonen.

De zon en maan zorgen voor ’t licht,
zij zijn de wachters van de tijden.
Die God voor ons heeft opgericht,
en elke dag ons weer verblijden.
In ’t duister laat God ons nooit gaan,
daar blijft Hij speciaal voor zorgen.
Hij bracht ze aan de hemel aan,
de maan voor ’s nachts, de zon voor ’s morgens.

De sterren aan het firmament,
het uitspansel met zijn planeten.
Maken Gods grootheid ons bekend,
wat van Zijn almacht ons laat weten.
De vele dieren op het veld,
verscheidenheid aan groen en bloemen.
Alles wat van Gods liefd’ vertelt,
dat met de mens Gods naam zal roemen.

Er kan geen spoor van twijfel zijn,
God blijkt van alles de ontwerper. 
Hij weefde ’t scheppingskleed zo fijn,
dat ervaar ik dagelijks scherper.
De aard’ de zee al wat God schiep,
getuigen van Zijn wonderdaden.
Ja al wat God tot leven riep,
mag zich in zorg en liefde baden.

Ik ken veel verhalen van moeite en zorgen,
ik ken veel verhalen van verdriet en pijn.
Ik weet van veel mensen die iedere morgen,
zich stelden de vraag of God er nog zou zijn.
Die vraag klinkt steeds door in de vele verhalen,
van vechten en strijden met steeds dat gevoel.
Waarom moest ik gaan door de donkere dalen,
bestaat er een God wat is met mij Zijn doel? 

Ik kan op veel vragen het antwoord niet geven,
want ik heb van God naar hen luisteren geleerd.
Ik kan hen wel steeds met mijn liefde omgeven,
ik weet een snel antwoord blijkt heel vaak verkeerd.
Maar wat ik vertrouwend op God mocht vertellen,
is God is in moeite en zorgen nabij.
Hij zal uit de diepten op hoogten weer stellen,
ondanks alle vragen staat Hij ons terzij. 

Ik mag dan ook steeds Gods beloften herhalen,
Hij droogt alle tranen, Hij stilt al ’t verdriet.
Hij kent onze stories, de trieste verhalen,
maar komt met Zijn hand die de uitkomst weer biedt.
Vergeet nimmer God houdt ons steeds in gedachten,
Gods hulp in het leven komt altijd op tijd!
Al moeten wij er vaak geduldig op wachten,
tot Hij weer het pad voor ons heeft geplaveid. 

Want eens zal de dag voor onze ogen verrijzen,
dan zien wij de zin en het doel dat God heeft.
God blijft ons Zijn trouw en Zijn liefde bewijzen,
Hij komt met Zijn hand die de onze omgeeft.
Uit diepten wordt ieder omhoog weer getrokken,
God biedt ons weer uitzicht een vreugdvol bestaan.
En blijkt ons hoe God steeds met ons blijft betrokken,
met ons aan Zijn hand met ons verder zal gaan. 
Hij zal ons leven dragen.
Hij weidt ons als een lam.
Hij drenkt ons met Zijn gaven,
die als een herder kwam.
Hij roept ons steeds bij name.
Hij wandelt voor ons uit.
Hij zal ons niet beschamen.
Hij speelt voor ons de fluit.

Hij ziet ons in de ogen.
Hij ziet ons in het hart.
Vol liefd' met ons bewogen,
kent onze vreugd' en smart.
Hij kan de wonden helen.
Hij balsemt onze ziel.
Wil alles met ons delen,
van wat ons ooit ontviel.

Hij draagt ons vol erbarmen,
wanneer wij zijn vermoeid.
Neemt troostend ons in d' armen,
als 't hart vol tranen vloeit.
Wanneer wij zijn beladen
door zorgen moeit' en pijn.
Dan zal Hij ons verkwikken,
met licht en zonneschijn.

Laat je ogen eens goed dwalen,
in de wereld om je heen.
Kijk eens goed in mensenogen,
waarin Christus je verscheen.
Wend je voet eens tot die mensen,
die in Zijn oog de minsten zijn.
Laat je hand naar Jezus wensen,
hen in liefd’ barmhartig zijn.

Laat hen uit die beker drinken,
die van moeiten hen verlicht.
Wil aandachtig naar hen luisteren,
wees in ’t duister hen tot licht.
Zorg voor zieken en voor armen,
breng gevangenen bezoek.
Door met liefde hen te verwarmen,
laat je ogen gaan en zoek!

Eenmaal zal de Heer je prijzen,
als je hieraan hebt voldaan.
En tevreden tot je zeggen,
vriend je hebt goed werk gedaan.
Wat je aan de minst’ bleef schenken,
schonk je daarmee ook aan Mij.
Daarom zal Ik je gedenken,
met wat jou tot beloning zij.

Open onze oren voor Uw woorden Heer,
open onze harten, haal hun muren neer.
Open onze ogen neem de sluiers af,
laat aan hen het licht zien dat Gij aan ons gaf.
Licht om in te leven, licht om in te gaan,
licht om in te baden, licht om in te staan.

Laat Uw woorden klinken, klinken een voor een,
en als lichten blinken, als een edelsteen.
Die het hart beroeren en het onderwijst,
brengend in vervoeren opdat het U prijst.
Bron van helder water lessend onze dorst,
woorden ons ten leven, U de Vredevorst.

Geef Heer dat wij wand' len, wand' len in het licht,
en ook steeds ons handelen naar Uw woord gericht.
Wil in ons bewerken dat het ons versterkt,
dat het in ons leven liefde meer bewerkt.
Laat Uw woorden bloeien, groeien in ons hart,
woorden om te koest'ren, kracht in vreugd en smart.

Sla de handen in elkander,
ga tezamen aan het werk.
Met de liefde voor de ander,
in de maatschappij en kerk.
Kijk goed rond met beide ogen,
plaatsen waar men hulp verwacht.
Wees met mensen steeds bewogen,
handel dagelijks door Gods kracht.

Laat de liefde telkens leiden,
in het werk wat wordt gedaan.
Anderen helpen en verblijden,
in hun zorg om het bestaan.
Wees bereid een huis te bouwen,
dat door liefde wordt gesierd.
Waar in liefde en vertrouwen,
’t leven vreugd’vol wordt gevierd.

Liefde moet ’t beginpunt wezen,
waar elk handelen uit bestaat.
En elkaar steeds weer bewezen,
telkens weer in ruime maat.
Liefde drijfveer in het leven,
en de drijfkracht in ’t bestaan.
Biedt met warmte steeds omgeven,
altijd weer haar diensten aan.

Jezus is gisteren en heden dezelfde,
steeds met Zijn kracht en Zijn liefde nabij.
Als je Hem kent dan wordt alles anders,
dan is je oude leven voorbij.

Jezus is gisteren en heden dezelfde,
Jezus Zijn liefde die gaat nooit voorbij.
Als je Hem kent komt er licht in je leven,
grijp je Zijn hand dan maakt Hij je vrij.

Jezus is gisteren en heden dezelfde,
altijd tot hulp, tot vergeven bereid.
Geef je je leven aan Hem in Zijn handen,
dan wordt je op wegen van vrede geleid.

Maak in het leven toch de woorden
van Gods gegeven opdracht waar.
Ontdoe je van het egoïsme,
en sta met liefd’ voor anderen klaar.
Daar kun jij je nooit aan onttrekken,
die opdracht moet gedaan vervuld.
Je zult je handen voeten strekken,
steeds weer in ’t liefdekleed gehuld.

Wees niet als de Leviet en Priester,
maar wees als de Samaritaan.
Hij immers was met liefd’ bewogen,
heeft aan Gods opdracht wel voldaan.
Hij zorgde voor de zwaargewonde,
beroofd, geslagen langs het pad.
Door de Samaritaan gevonden,
gebracht naar de nabije stad.

Want God brengt mensen in je leven,
die vragen om jouw dienstbaarheid.
Met zorg en liefderijk omgeven,
je tonend eens hun dankbaarheid.
Voor liefde en goedheid zal God lonen,
je brengend tot verwondering.
Laat je tot dochteren en zonen,
behoren bij Zijn liefdekring.

Weet je in Gods hand geborgen,
weet je door Gods hand geleid.
Elke dag wanneer de morgen,
je weer met haar licht verblijdt.
Als de eerste zonnestralen,
zich weer spreiden over d’ aard.
Die weer van Gods liefd’ verhalen,
en je daardoor wordt verklaard.

Voelen mag je Gods nabijheid,
tastbaar zijnd in de natuur.
Die je hart vervult met blijheid,
in het vroege morgenuur.
Van de ochtend naar de avond,
die weer uitmondt in de nacht.
Is de Heer je leven lavend,
met wat Hij heeft toebedacht.

In de zoete avondstilte,
zul je komen tot de Heer.
Voor de nachtelijke kilte,
dankbaar knielend voor Hem neer.
Dankend voor Zijn gunstbewijzen,
voor al ’t goede dat je kreeg.
En daarvoor de Heer te prijzen,
dit aan Vader niet verzweeg.

Leg je daarna maar ter ruste,
tot de nieuwe ochtendstond.
Wetend dat in ‘t onbewuste,
God tot jou Zijn engel zond.
Om in ’t nachtelijk uur te waken,
over jou terwijl je slaapt.
Tot de dag weer zal ontwaken,
die de Schepper heeft gemaakt.

Geen mens kan God in d’ ogen kijken,
dan wordt hij door Gods gloed verteerd.
Door al zijn zonde die zal blijken,
de staat waarin elk mens verkeert.
Gods heiligheid kan niet gedogen,
dat Hij daarmee benaderd wordt.
Toch is Zijn hart met liefd’ bewogen,
heeft die over ons uitgestort.

God toont zichzelf in andere beelden,
Hij komt tot ons in wind en vuur.
De tekenen die ons mededeelden,
tonend aan ons Zijn machtstructuur.
Zo liet Hij eens een braambos branden,
toen Hij Zijn woord tot Mozes sprak.
Die sloeg voor d’ ogen toen zijn handen,
toen vrees zich in zijn hart ontstak.

Alleen Gods stem mocht Mozes horen,
Gods aangezicht werd steeds verhuld.
Mozes zag ’t Godsbeeld nooit van voren,
dat is hem door God nooit onthuld.
Want God Hij deed zich steeds ontfermen,
ging in een schaduw hem voorbij.
Door met Zijn hand hem te beschermen,
en tot hem sprak; Vriend hoor naar Mij.

Geen enkel mens mocht God aanschouwen,
ook niet Gods uitverkoren volk.
Maar toonde zich aan Zijn getrouwen,
hen voorgaand in een vurige wolk.
Pas aan het einde van de tijden,
zien wij God pas in het gelaat.
Als Hij de mensheid zal bevrijden,
ontboeien uit hun zondestaat.

Bovenmenselijke liefde, liefde Gods oneindig groot,
die betrouwbaar en genadig, ons Zijn Een'ge Zoon aanbood.
Bovenmenselijke liefde, liefde die vergeven doet,
liefde door ons niet te peilen, liefde die zo lijden moet.

Bovenmenselijke liefde, liefde onvoorstelbaar groot,
liefde met een gouden randje, die ons redde van de dood.
Bovenmenselijke liefde, in een kind ons aangedaan,
liefde die tot aan het einde, voor ons in heeft willen staan.

Bovenmenselijke liefde, liefde waar geen woord voor is,
liefde die voor ons de brug slaat als een groot geheimenis.
Bovenmenselijke liefde, liefde uit Gods Vaderhand,
liefde die ons toe blijft stromen, liefde van de overkant.