Nederlandse-gedichten

God staat bekend met vele namen
waarmee Zijn grootheid wordt omschreven
Zijn liefde trouw 't geheimenis.
Van Hem als Goddelijk Opperwezen
waarvan de Bijbel ons laat lezen
een beeld te scheppen wie Hij is.

God kent ons diepste hartsverlangen
met woorden toch een beeld te krijgen
Al blijkt dat nooit het juiste beeld
dat voor onze ogen op zal rijzen
om zo doorgrondend te bewijzen
wat alles van Hem mededeelt.

Godsbeelden zijn slechts eigenschappen
die ons iets duidelijk willen maken
iets van Gods wezen Gods bestaan.
Die elk in hun verscheidenheden
in woorden op ons toegetreden
elk voor hun inhoud mogen staan.

Almachtige, Vredevorst, Koning
de Sterke, Liefdevolle tonen
ons met hun woorden telkens weer.
En roepen op voor ons de beelden
die zij daarmee ons mededeelden
steeds weer opnieuw iets van de Heer.

Het is en Zijn woorden en beelden
die wij met onze hand omklemmen
tot God hun samenhang ons toont.
Eens zal voor aller ogen dagen
als wij er God naar zullen vragen.
ons met ’t complete beeld beloont.



Uit 's hemels hoogten kwam het Licht vandaan
dat in een kind op aarde neer deed dalen.
Dit Licht zal alle duisternis verslaan
zettend zich neer op bergen en in dalen.
Het heeft haar gloed en overmacht getoond
waarmee het nachtelijk duister wordt verdreven.
Wat onze harten van de angst verschoond
door liefdevol steeds rondom ons te zweven

De donkerbruine ogen van het Goddelijk kind
blikken vol liefde in ons hart naar binnen.
Wij zijn van d' aanvang al door Hem bemind
Hij zal voor ons al 't kwaad eens overwinnen.
Zijn wezen wordt met hemelslicht omstraalt
terwijl in 't wijde veld de engelen van Hem zingen.
Waar herders van zijn komst worden verhaald
en in de stal de vreugde van het Kind ontvingen.

Ook wijzen uit de Orient zochten de Heer
volgden de ster op weg naar de geboren koning.
En brachten Hem hun schatten lof en eer
neerknielend voor Hem in Zijn schamele woning.
Dit Kind dat voor ons graag de minst' wil zijn
zal zich als de Verlosser eens gaan openbaren.
Om al de zonden zware last van leed en pijn
van mens en wereld dragende bijeen te garen.

Houd je maar vast aan ’t reddend woord
beloften die God heeft gegeven.
Het touw zijn en het reddend koord
wat God je aanreikt in het leven.
Bindt het maar om je middel heen
en houd het steeds in je gedachten.
Ervaar in ’t leven dat je alleen
je hulp van de Heer kunt verwachten.

Want God Hij is alleen instaat
te doen wat mensen nimmer kunnen.
Hij is het die je nooit verlaat
en blijft je steeds het beste gunnen.
De rijke gaven uit Zijn hand
die Hij steeds voor je uit blijft spreiden.
En naar ’t beloofde woord gestand
daaraan veilig naar huis zal leiden.


Hij werpt Zijn licht op onze wegen,
in onze harten daalt het neer.
Hij is het Kind dat wij verkregen
als Redder, Jezus onze Heer.
De mens die ons door God gezonden
zal leiden uit de duisternis.
Die sterven zal voor onze zonden
waardoor God schenkt vergiffenis.

Hoe kostbaar is voor ons dit wonder
in ’t kleine Kind door ons aanschouwd.
Geen mensenkind kan immers zonder
dan op Zijn trouw en liefd vertrouwd.
Op ’t Licht dat ’t zwart der nacht beteugelt
en het uit iedere hoek verdrijft.
Dat door haar krachten overvleugeld.
Zijn naam in onze harten schrijft.

Op zoek naar God tussen huizen en straten,
op pleinen en wegen eenzaam en verlaten.
Op zoek naar een stem die duidelijk zal spreken,
op zoek naar die Ene naar jou omgekeken.

Maar vind je die God op straten en pleinen
op plaatsen waar kerken gesloten verdwijnen?
Is Hij nog te vinden tussen massa's mensen,
die shoppend bevredigen behoeften en wensen.

Heeft God in stilte de wereld verlaten,
en niet meer te vinden in huis kerk of straten?
Is Hij op de mensheid op aard' uitgekeken,
heeft Hij soms genoeg van hun fratsen, gebreken?

Kan God voor ons mensen onmerkbaar verdwijnen,
om mensen in zonden te laten verkwijnen?
Wat over blijft dat is het zoeken naar sporen,
die bij een afwezige God zullen horen.

De enige weg blijkt Zijn naam aan te roepen,
verenigd met gelovigen in grote groepen.
Om ergens op aarde die God weer te vinden,
die in liefde en trouw zich met ons wil verbinden.

Zou God naar ons mensen vandaag willen horen,
of zou Hij zich aan smeekbeden niet storen.
Verbergt God zich soms in onvindbare hoeken,
op plaatsen waar wij Hem niet vinden en zoeken.

Dan klinkt plots een stem uit de hemel gezonden,
Ik heb u gezocht en Ik heb u gevonden.
Ontsluit Mij uw harten en wil naar Mij horen,
dan laat ik voor u opnieuw Mijn licht gloren.

God gaf een lichttoorts Hem in handen
zond Hem daarmee de wereld in.
Om die voor ons te laten branden
het teken van Zijn groot bemin.
In Jezus Christus ons geboren
de drager van het hemelslicht.
Mogen wij van verlossing horen
de blijde boodschap ons bericht.

Zijn tocht in Bethlehem begonnen
waar Hij als mens ter wereld kwam.
Getuigt dat Hij uit ’s hemels bronnen
met ’t kleed des heils en liefde kwam.
De nacht waarin God Hem liet komen
werd door God met de ster gesierd.
Liet daar de plaats met ’t licht omzomen
waar de komst van ’t kind werd gevierd.

Dit kind zal onze redder blijken
voor ons het leidend Licht zal zijn.
Dat nimmermeer van ons zal wijken
omgevend ons met heldere schijn.
Hij gaat met ons door alle tijden
Zijn naam is koning, Vredevorst.
Hij komt tot ons met Zijn verblijden
de vrede waar ons hart naar dorst.


De terugkeer op Gods wegen,
blijkt vaak een harde les.
Zonder voorspoed en zegen,
een bikkelhard proces.
Waarin Hij dan laat voelen,
hoe het de mens vergaat.
Die niet leeft naar ’t bedoelen,
wat God voor ogen staat.

’t Kan zeer langdurig blijken,
voordat een mens verstaat.
Zich naar Gods woord te ijken,
’t verkeerde pad verlaat.
Want God wil dat wij mensen,
Zijn Goddelijk woord verstaan.
En dat zij naar Zijn wensen,
weer ’t goede pad op gaan.

God laat Zijn stem steeds horen,
vertelt het dagelijks weer.
Wat Hem aan ons blijft storen,
aan zonden keer op keer.
God laat de tijd vaak rijpen,
heeft met ons veel geduld.
Voordat Hij in zal grijpen,
als Zijn tijd is vervuld.

Dan opent Hij de ogen,
vallen de schellen af.
Ondanks met liefd’ bewogen,
volvoert God dan Zijn straf.
Want zo zal Hij dan doven,
Zijn woord leren verstaan.
Om met Zijn kracht van boven,
hen tuchtigend te slaan.

Tot inkeer laat Hij komen,
en geeft aan ons respijt.
Om bij de hand genomen,
zeggend; God ik heb spijt.
Ik zal mij gaan gedragen,
zoals U het bedoelt.
Want ik heb nu de slagen,
Heer van Uw hand gevoeld.

Dan zet God weer met liefde,
ons op de goede weg.
Herhaalt opnieuw de woorden,
luister goed wat Ik zeg.
Onderhoudt Mijn geboden,
met liefde als de kroon.
Dan wordt u aangeboden,
eenmaal Mijn hemels loon.

De hemel kent een jaargetijde
is plaats waar 't altijd zomer is.
Met allen die zich daar verblijden,
oord waar het goed vertoeven is.
Waar 's hemels licht ieder omstraalt
dat vreugde en blijdschap steeds bepaald.

Hier koestert God al Zijn beminden
vanuit Zijn eeuwig liefd'vol hart.
Men zal er nimmer tranen vinden
geen leed, geen moeiten en geen smart.
Hier voert Gods vrede boventoon,
aanbidt men Vader, Geest en Zoon.

In d' hemel met elkaar verbonden
worden wij door Gods liefd' gevoed.
En met haar draden rijk omwonden
wordt zij op elke plek ontmoet.
Heel d' hemel is van haar vervuld
God heeft er ieder mee verguld.

Daar klinken altijd vreugdezangen,
daar wordt voor altijd feest gevierd.
Is elk met ’t witte kleed omhangen,
dat hem daar voor Gods ogen siert.
Daar kent men nimmer uur noch tijd
want daar bestaat slechts d’ eeuwigheid.

Melodie 479 Liedboek v.d. Kerken

Grijp maar Mijn hand Ik zal je voort geleiden.
Als wij weer gaan door onherbergzaam land.
Op nieuwe wegen zal ik je verblijden
een blijde toekomst wacht je aan de andere kant.
Maar eerst voert ons de weg langs bergen en ravijnen
en moet het smalle pad worden begaan.
Vertrouw Mijn kind Ik zal niet van je scheiden
Ik zal de weg tot ’t einddoel met jou gaan.

Hierna zal weer een wisselend landschap komen
met groene weiden waterbronnen fris.
Waar je rustend onder de hoge bomen
de zachte wind zult voelen die daar waait en is.
Die zal dan voor je voor verkoeling zorgen
wanneer je daar je tent zult op gaan slaan.
Om overnachtend tot de nieuwe morgen
de weg voortzettend weer met Mij zult gaan.

Wij zullen eens de grote stad bereiken
waar je een woning van Mij toegewezen krijgt.
En daar verbaasd al wandelend rond mag kijken
een nieuwe toekomst kind van Mij krijgt aangereikt.
Hier mag je al je zorgen voorgoed gaan vergeten
en worden vele gaven van Mij aan je toebedeeld.
Ik wilde dit Mijn kind je laten weten
vooruitzicht op het  komend toekomstbeeld.

De hemel wacht op Gods getrouwen
die Hij laat roepen naar Zijn huis.
Zij die op Zijn woord deden bouwen
vinden bij Hem hun eeuwig thuis.
‘t Verbond dat met hen is gesloten
beloften die Hij heeft gedaan.
Zo heeft de Heer hen vast besloten
daar blijft Zijn woord ook in voor staan.

God zal Zijn trouw nimmer verbreken
houdt met Zijn liefde eeuwig stand.
Met vreugde mag reeds uitgekeken
naar d’ aankomst in het Vaderland.
Verrast laat Hij hen daar aanschouwen
de heerlijkheid hen toebereid.
Want allen die op God vertrouwen
worden het diensthuis uitgeleid.

Niet meer door slavernij gebonden,
van zonde en schuld door Hem bevrijd.
Zal klinken dan uit aller monden
de lofzang tot in d’ eeuwigheid.
Geen dood en ziekten meer te vrezen
maar een geheeld volmaakt bestaan.
Waar hen door God het Opperwezen
het witte kleed wordt aangedaan.


Heer schenk mij adem om te leven
neem van mij weg de hartsbenauwenis.
Die het beknelt en blijft omgeven
toon mij de weg waarop er uitkomst is.
Laat in het duister Heer Uw stem weerklinken
Uw hand mij leidend voeren naar het licht.
Om dat voor mijn ogen te laten blinken
waar ’t stralende voor mij wordt opgericht.

Ik voel mij eenzaam en verloren
vermoeid door ’t gaan in ’s levens woestenij.
Ik vraag U Heer maak mij herboren
ga aan mijn smeekbeden toch niet voorbij.
Heer strek Uw armen om mij kind te dragen
en door Uw handen weer naar ’t licht getild.
Geef mij het antwoord Heer op vele vragen
waarmee mijn hartsverlangen wordt gestild.

Laat mij Heer Uw nabijheid voelen
streel mijn gezicht Heer met Uw tedere hand.
Spreek mij vrijuit van Uw bedoelen
wijs mij de weg naar het beloofde land.
Verbreek de slavernij, haar sterke banden
de ketenen waarin ik geslagen ben.
Omsluit mij Heer met liefdevolle handen
wanneer ik in Uw veilige armen ren.



Wie zou niet even willen kijken
hoe 't bij God in de hemel is.
En daar de engelen horen zingen
luisterend naar Mozarts grote mis.
Of hoe zij uit Bach's Hohe Messe
het Credo groots vertolken gaan.
En hen met volle overgave
rondom de troon van God zien staan.

Wie zou niet even willen dwalen
door 's hemels ruimten groots en wijd.
Om zo een voorproef te ervaren
van al haar glans en heerlijkheid.
Het blijft voor ons voorlopig gissen
hoe of het in de hemel is.
Maar eens zal God het openbaren
en zien wij haar geheimenis.

Opgeheven naar de hemel, boven alles uitgetild
wordt eenmaal ons zielsverlangen, aangekomen daar gestild.
Als op vleugelen gedragen, maakt de ziel zijn laatste reis
om door God te zijn genodigd, in Zijn heerlijk paradijs.
Blij verrast door alle schoonheid, die de mensenziel ervaart
is hij veilig en geborgen, wordt door niets meer ooit bezwaard.

Vreugde, vreugde, rust en vrede, hemelslicht dat glanzend straalt
zijn daar merkbaar alle dingen, die door God worden bepaald.
Zang, muziek van blijde klanken, gaan de hemelruimten door
daar schiep God ook alle zalen, met gedekte spijzen voor.
Waar in tijdloos blij genieten, God de lof wordt toegebracht
en uit Gods hand wordt verkregen, wat beloofd is en verwacht.

Vele woningen daarboven, zijn inmiddels al bewoond
waarmee Hij gelovige zielen, naar beloften heeft beloond.
Dagelijks nieuwe bewoners, kloppen bij Gods hemel aan
waar zij ook hun nieuwe woning, vreugdevol betrekken gaan.
Maar er zijn nog vele huizen, die nog moeten opgevuld
tot de dag met alle zielen, van Gods beminden is gevuld.

De hemel heeft voldoende ruimte, huisvesting die God er biedt
voor de velen die nog komen, op Gods tijd in het verschiet.
En de mensenziel zal noden, naar de woning die hem wacht
om de laatste reis te maken, naar het hemelslicht gebracht.
Losgemaakt van aardse zorgen, door het doodsland heengegaan
laat God die voorgoed vertrekken, naar het eeuwige bestaan.





Het licht van Christus dat verhaalt
van nieuwe toekomst van nieuw leven.
Zijn licht dat in de wereld straalt
is uit de hemel ons gegeven.
Dit licht dat altijd bij ons blijft
zal elke voetstap van ons leiden.
Dat alle duisternis verdrijft
licht dat de harten wil verblijden.

Geen licht is dat zo helder blinkt
op deze aarde ooit te vinden.
Dat tot in iedere hoek doordringt
in liefde ons wil samenbinden.
Licht dat in 't hart zijn sporen laat
en daar haar gloed in laat ontvlammen.
Dat heil en zegen brengt, ons baat
licht dat van Christus af zal stammen.

Dit licht dat voor onz' ogen gloort
licht uit de hemelbron gekomen.
Daar komt voor ons 't geluk uit voort
de toekomst die er eens zal komen.
Waarvan in 't hier en nu gedroomd
wij gelovig die naar 't woord verwachten.
Om eeuwig door dit licht omzoomd
aanschouwen zullen 's hemels prachten.

Dit licht leidt onze aardse reis
ver boven al de hemellichten.
Met zachte hand naar 't paradijs
met al maar mooie vergezichten.
Dit licht leidt veilig ons naar huis
en op haar krachtstroom voortgedragen.
Leidt het ons door de donkere sluis
van 't doodse land naar eeuw'ge dagen.

Als werelden botsen tussen de mensen
dan kan er daardoor een strijd gaan ontstaan.
Ontstaan er vaak sferen die God niet zal wensen
als zij tegenover elkander gaan staan.
Wanneer men ’t respect uit het oog heeft verloren
en d’ ander beledigd vernedert zelfs haat.
Men enkel zijn aanklacht, verwijten laat horen
dan blijken dat dingen waar men mee verlaagt.

Want wie zich verhogen ten kost’ van de naaste
zij houden de vrede niet goed in het oog.
Voor ’t Godsrijk niet d’ eersten maar helaas de laatsten
omdat zij niet luisterden naar Gods betoog.
God weet wel dat wij onder elkaar verschillen
maar dat hoeft geen oorzaak te zijn dat men botst.
De taak is elkaar naar de vrede te tillen
met liefd’ en geduld hoeveel moeite ’t ook kost.

Wij moeten nog leren elkaar te aanvaarden
en accepterend elk mens zo hij is.
Dan komt tussen mensen en ook op de aarde
de vrede waar men zo verlangend naar is.
Daarvoor moet een lange weg nog bewandeld
met vallen en opstaan God vragend om kracht.
In wijsheid en naar Zijn woorden gehandeld
totdat eens de vrede tot stand is gebracht.

Stel daarom de harten voor elkander open
ondanks de verschillen die er vaak zijn.
Om samen steeds hand in hand te gaan lopen
en de onvrede tussen ons mensen verdwijnt.
Waardoor er geen spanning meer heerst onder mensen
en vrede uiteindelijk zal krijgen beslag.
Die wij maar ook God zich voor allen blijft wensen
en zo eens gestalte verkrijgt op een dag.

Een kind werd drager van het licht
de Zoon van God tot ons gekomen.
De brenger van het blijde bericht
en als de Vredevorst zou komen.
Die was beloofd en werd verwacht
waar hoopvol naar is uitgekeken.
Geboren in die heilige nacht
waar Gods belofte is gebleken.

In Bethlehem de Davidsstad
is Hij Zijn aardse tocht begonnen.
Heeft later gaand van stad tot stad
door Zijn woord menig hart gewonnen.
Hij schonk het licht in aller hart
dat door de zonden was verduisterd.
Hij heelde mensen van hun smart
door ziekten en gebrek gekluisterd.

Het einddoel van Zijn aards bestaan
dat was het kruis voor ons te dragen.
Waaraan Hij zich heeft laten slaan
om ’s werelds zonden weg te dragen.
Zijn kostbaar bloed dat heeft gevloeid
zal ieder mens van schuld verschonen.
Die daarvan door Hem wordt ontboeid
en in Zijn liefd' hem 't heil zal tonen.


God houdt zich altijd aan Zijn woord
daarmee een voorbeeld voor de mensen.
Want hun beloft' wordt vaak verstoord
en houden zich niet aan Zijn wensen.
Hij vraagt van ons betrouwbaarheid
beloften waar men op kan bouwen.
Maar merken in de werkelijkheid
dat mensen niet zijn te vertrouwen.

Men spreekt vaak een belofte uit
die dikwijls niet wordt nagekomen.
En komt vaak terug op zijn besluit
dat men reeds eerder had genomen.
Men voert vaak valse redenen aan
die ons niet kunnen overtuigen.
Wanneer zij ons voor ogen staan
en van hun uitvluchten getuigen.

Maar ieder die zijn woord verbreekt’
zal in het leven gaan ervaren.
Dat op den duur dit hem opbreekt
want God laat duidelijk hem verklaren
dat ieder die zijn woord niet houdt
in d’ omgang niet is te vertrouwen.
Als Hij hun handelen beschouwt
ons leert op mensen niet te bouwen.

In ’t leven kan slechts God vertrouwd
want mensen doen hun woord verdraaien.
Zij denken steeds aan zelfbehoud
en met hun woord vaak onrust zaaien.
Bouw maar in ’t leven op Gods woord
want dat zal u ten goede komen.
Als God het uitspreekt u het hoort
dan wordt het nooit meer teruggenomen.

Hij brengt ons ’t licht dat nimmer dooft
en tot in eeuwigheid blijft branden.
Hij zelf is ’t licht door God beloofd
dragend de lichttoorts in Zijn handen
Waarmee Hij door de wereld gaat
om zo Zijn boodschap te verspreiden.
Licht dat de liefde bloeien laat
en daarmee harten komt verblijden.

Op d’ hoogste berg plaatst Hij Zijn licht
van hier uit werpt het weids haar stralen.
Waarvan de gouden glans zich richt,
op d’ aller verste diepste dalen.
Het is dit licht dat ons omsluit
waarvan het duister nooit zal winnen
Met dit licht heeft God ingeluid
dat Hij Zijn rijk eens laat beginnen.

Want Christus licht dat draagt ons voort
het blijft ons dag en nacht omgeven.
In Hem vervulde God Zijn woord
het lichtend kruis schenkt eeuwig leven.
Waarin gebundeld Christus licht
aan ons het heil laat openbaren.
Door Hem aan ’t kruishout opgericht
Zijn grote liefde ons blijft verklaren.

     
 

't Zijn niet de lichtjes en de ballen in de boom
die in mijn hart de echte sfeer van Kerstmis maken.
Ik verwacht het ware Licht waarvan ik droom
en dat ik met mijn handen aan mag raken.
Een kind, Het Kind dat mij het Licht wil schenken
dat mij omgeven zal met warme gouden gloed.
Waarmee mijn hart zich tooien laat, in drenken
dat is het Licht dat ik met Kerstmis graag begroet.
 
't Zijn niet de glamour en de glitter op tevee
maar meer de liederen die klinken in mijn oren.
Die mij weer dragen op hun blijde golfslag mee
dat er in Bethlehem een kindje is geboren.
Dit kind, Het Kind dat wil ik graag gedenken
en kniel met gaven bij de kribbe neer.
Dit Kind dat mij 't verlossend Licht wil schenken
dat Christuskind aanbid ik als mijn Heer.

Dit kind, Het Kind is het door God beloofde Licht
het is Het Licht dat helder voor mijn oog blijft schijnen.
En door Het Kind met beide handen opgericht
ook nimmer uit mijn blikveld zal verdwijnen.
Want dit Licht laat met zekerheid mij weten
dit Licht dat is het Licht van mijn behoud.
Het Licht van 't Kind dat mij niet heeft vergeten
en voor mij kostbaar is als zuiver goud.


God zit niet in een hoge toren
afstandelijk ver bij ons vandaan.
Maar Hij wil heel dicht bij ons horen
en is met ieder mens begaan.
God heeft geen voorkeur voor de rassen
van blank of bruin van geel of zwart.
Want al die mensen samen passen
met liefde in Gods ruime hart.

God is als Schepper hoog verheven
maar toch is Hij ons zeer nabij.
En dat is altijd zo gebleven
want God bezit de heerschappij.
Zo snel als ’t licht komt Hij ons nader
een oogwenk en dan is Hij daar.
Dan toont Hij zich een liefd’vol Vader
en roept; Mijn kinderen kom nu maar.

Die roep blijft dagelijks weerklinken
totdat wij gaan en hem verstaan.
En daarna in het zonneblinken
het silhouet van God zien staan.
Dat door haar gouden glans beschenen
op d’ achtergrond voor ons versterkt.
Laat zien hoe God ons is verschenen
met macht die door niets wordt beperkt.