Nederlandse-gedichten

Als mijn gedachten zweven,
boven al ’t aardse uit.
Uitziend naar ’t eeuwig leven,
als God de poort ontsluit.
Denkend aan wat zal komen,
beloofde zaligheid.
Vervulling van mijn dromen,
door ’t woord van God bereid.

In ’t land van Gods beloften,
mag ik eens binnengaan.
Als Hij naar Zijn geloften,
mij biedt Zijn schatten aan.
Al wat ik op moet geven,
aan ’t aardse ruim vergoed.
Ontvang ik in het leven,
van God in overvloed.

Wat zal mij hier nog binden,
mijn schat is immers daar.
Waar ik als Gods beminde,
in ’t licht ’t geluk ervaar.
Dat wordt mij nooit ontnomen,
verkrijg ik als bezit.
In ’t hemels onderkomen,
’t land waar toekomst in zit.


Al gaat U wonderlijke wegen
waarvan mijn hart Heer niets begrijpt.
Dan vraagt U mij spreek mij niet tegen
tot eens het inzicht is gerijpt.
Aan Uw hand zal ik blijven wandelen
de weg zien die U met mij gaat.
Hoe onbegrijpelijk ook Uw handelen
ook als mijn hart het niet verstaat.

Ik blijf mij aan U toevertrouwen
in iedere omstandigheid.
Tot U mij eenmaal laat aanschouwen
waarheen Uw hand mij heeft geleid.
Ik ben verzekerd van Uw zorgen
Uw liefde en trouw die mij omringt.
Mij wetend in Uw hand geborgen
steeds weer verblijdt als Uw stem klinkt.

Al stelt mijn hart soms vele vragen
over Uw wonderlijk beleid.
U laat voor mij de uitkomst dagen
waartoe Uw besluit heeft geleid.
Dan maakt U duidelijk voor mijn ogen
waarheen Uw hand mij heeft gebracht.
En door Uw liefd met mij bewogen
laat zien wat U heeft toebedacht.

Ik laat door twijfel mij niet vangen
niets is er Heer wat mij weerhoud.
Om U te loven met gezangen
steeds weer voor lijf en zielsbehoud.
Op val en strik zult U mij wijzen
waar deze voor mij zijn gespand.
Wanneer die op mijn pad oprijzen
en niet door ’t kwaad wordt overmand.

Uw woord vervult mij steeds met vreugde
het is als balsem voor mijn hart.
Waarnaar het uitziend en verheugde
dat alles wegneemt wat verwart.
Het zijn de rust Heer en de vrede
waarmee U heel mijn wezen vult.
Mij daarmee tegemoet getreden
en voor mijn oog het licht onthult.

Melodie Lied 390 Liedboek van de Kerken


Eeuwig is niet te bevatten,
voor de mens beperkt door tijd.
Omdat hij op aard moet leven,
waar die dagelijks verglijdt.
Eeuwig gaat ’t begrip te boven,
als een kringloop zonder eind.
Cirkel die zich voort blijft zetten,
en ook nimmermeer verdwijnt.

Eeuwigheid is het mysterie,
en in niets zich vangen laat.
Dat ongrijpbaar steeds zal blijken,
zolang als het reeds bestaat.
Eeuwigheid ligt in Gods handen,
het vertelt ons van Zijn macht.
Alles wat er door Zijn woorden,
direct werd tot stand gebracht.

Scheiding tussen hemel, aarde,
tussen eeuwigheid en tijd.
Doordat Hij als onze Schepper,
wel een eeuwig leven leidt.
Hij de oorsprong aller dingen,
biedt ons ’t eeuwig leven aan.
Wanneer wij Zijn woord volbrengen,
en daar ook voor in gaan staan.

Dan wordt tijdelijkheid een stapje,
sterfelijkheid geen ballast meer.
Die wij met ons mede dragen
overgaand naar hemelsfeer.
Wat hierna voor ons zal komen,
blijft vooralsnog tot een droom.
Die God eenmaal zal vervullen,
met de eeuwigheid als home.
 

Zijn rijk zal geen einde kennen
waar de vrede eeuwig heerst.
Spreidend zich over de aarde
vloeiend over berg en dal.
’s Hemels vrede is volkomen
wordt door niets geëvenaard.
Zij gaat ons verstand te boven,
en omsluit al wat bestaat.

Koester dan met God de vrede
maak daarmee hier een begin.
Aan die blijde toekomst werkend
die ons allen eenmaal wacht.
Want Gods vrede die zal komen
zoals Hij ons heeft beloofd.
Niemand zal die meer ontroven,
als zij komt uit 's Heren hand.

God zal Zijn kinderen bewaren,
en voert hen eens ten hemel op.
Waar zij Zijn heerlijkheid ervaren,
daar waar de vreugde heerst ten top.
Waar licht en vrede hen omgeven,
aan ’t einde van de lange baan.
Het gouden pad dat leidt ten leven,
waarop zij eenmaal zullen gaan.

Een lange stoet die niet te tellen,
reist dagelijks de hemel in.
Die los van ieder aards beknellen,
ervaart Gods trouw en Zijn bemin.
Miljoenen hebben reeds bewandeld,
’t pad dat gaat naar de hemelstad.
Waar ieder door Gods liefd’ behandeld,
ontvangt de hem beloofde schat.

De hemel met haar weidse maten,
blijkt indrukwekkend ruim en groot.
Die is verdeeld in zeven staten,
aan al Gods kinderen ruimte bood.
Het blijkt hierboven goed vertoeven.
in alle zalen die het heeft.
Waar ieder van het feest mag proeven,
van spijs en wijnen die God geeft.

Het hemels licht dat zich zal spreiden,
zet alles rondom in haar glans.
Waar muziek brengt tot hartsverblijden,
en aanzet tot een vreugdedans.
Hier zullen stem en zang verklinken,
door instrumenten begeleid.
Terwijl voor ieder ’t licht blijft blinken,
blij stralend tot in eeuwigheid.


Vrede vormt zich met vijf letters
tot vijf vingers aan een hand.
Die steeds weer dient uitgestoken
om te scheppen steeds die band.
Die niet scheidt maar zal verbinden
zoekend elke mogelijkheid.
Mensen maken gaan tot vrinden
en dat wordt tot werkelijkheid.

Vrede is dat kleine woordje
waar zoveel rijkdom in zit.
Dat zich als het levenskoordje
wil dat ieder haar bezit.
Wortelend in hart en leven
aanwezig in ons bestaan.
Ons als Godsgeschenk gegeven
biedt Hij ons Zijn vrede aan.


Sterven is een nieuw begin,
overgang naar eeuwig leven.
In het licht van Gods bemin,
en daar eenmaal door omgeven.
Als de grens is gepasseerd,
en de drempel overschreden.
Ziel die zich naar toekomst keert,
van beloofde heerlijkheden.

Aangekomen langs het pad,
door het licht omhoog getrokken.
Verrijst de verlichtte stad,
die uit goud is opgetrokken.
Waar de poorten openstaan,
en de ziel mag binnentreden,
om de hemel in te gaan.
’t stralend land der eeuwigheden.

Liefd’vol bij de hand gevat,
als op vleugelen gedragen.
Opstijgend langs ’t gouden pad,
Zijnd op weg naar eeuw’ge dagen.
In een oogwenk boven tijden,
naar Gods hoogten opgetild.
Komend tot het groot verblijden,
wat het zielsverlangen stilt.



Eens wordt de aarde toegedekt
gesluierd met Gods kleed van vrede.
Dat zich tot aan haar einders strekt
komend uit d’ hemel naar beneden.
Zich over berg en dal zal spreiden
en binnentreden in elk hart.
Schenkend de rust en het verblijden
dan gaat Gods koninkrijk van start.

Die vrede zal ons altijd dragen
wordt nooit meer door geweld verstoord.
Als wij haar voor ons op zien dagen
wordt uit ons hart God dank verwoord.
Zover onze ogen kunnen kijken
veel verder nog in ons bestaan.
Zal dan Gods hemelvrede reiken
die eeuwig blijft, nooit zal vergaan.

Als eens de aarde is toegedekt
gesluierd met Gods kleed van vrede.
Dan wordt in ons hart opgewekt
een lied dat klinkt in dorp en steden.
Tot God die ons Zijn vrede bracht
wanneer het Godsrijk is gekomen.
Waar hoopvol lang op is gewacht
ons overspoeld met vredestromen.

Op aarde nog aan tijd gebonden,
blijkt d’ hemel de oneindigheid.
Waar uur en tijd niet wordt gevonden,
maar slechts de maat der eeuwigheid.
Er is geen grens en geen beperken,
alleen die onvoorstel’bre maat.
Van ruimte en Gods wondere werken,
die eenmaal ons voor ogen staat.

De maatslag van Gods heerlijkheden,
hun onbegrensde mogelijkheid.
Die mag een mens eenmaal betreden,
als hij eenmaal wordt ingewijd,
in het mysterie van hierboven,
aanschouwt en hij is ingeleid.
Waar hij de Schepper eens zal loven,
in hemelse oneindigheid.

Gods vredekleed kan nooit verslijten
is voor de eeuwigheid gemaakt.
Het kan niet scheuren en niet splijten
waarmee het ook wordt aangeraakt.
Dit kleed doet duurzaamheid uitstralen
want het blijkt zo geweldig sterk.
Als God het legt op berg en dalen
dit kleed dat is Gods handelsmerk.

Dit kleed zal ieder Godskind dragen
waarmee het door God wordt bekleed.
Als God Zijn vrede op laat dagen
die eens zal komen hemelsbreed.
In ’t vredekleed vallen nooit gaten
weerspiegelend Gods liefdeschijn.
Zijn vrede zal ons nooit verlaten
maar met Zijn liefde er altijd zijn.

Wees dan verblijd als wij verkrijgen
dit kleed door God ons toebedeeld.
Waarvan de Heer nooit deed verzwijgen
dat vrede alle wonden heelt.
Want vrede en liefd’ zijn ’t allerhoogste
die samen met God kan bereikt.
Als doel te stellen en te oogsten
te zien hoever Gods almacht reikt.

God zal ons pogen eens belonen
eenmaal rond Hij Zijn arbeid af.
Als Hij ons ’t resultaat zal tonen
komt eeuwige vrede op ons af.
Want die zal alles overstijgen
door ons aan vrede ooit gekend.
Van wat wij uit Zijn hand verkrijgen
op 't uur dat Vader heeft gepland.

Als op vleugelen gedragen,
ijlings naar het licht gevoerd.
Om tot hemel hoogt’ verheven,
door dit licht wordend omsnoert.
Dat zich krachtig met haar stralen,
als een warme deken strekt.
Uit de diepten op komt halen,
licht dat vreugde in ons wekt.

Licht waar achter breed verscholen,
’t Goddelijk heil zich openbaart.
Dat bevrijdend, onverholen,
van Gods liefde en trouw verklaart.
Woorden omzettend in daden,
concreet maakt wat God belooft.
Ons met licht blijft overladen,
eeuwig licht dat nimmer dooft.


Roepend zijn wij naar de hemel
regelmatig keer op keer.
Biddend klinkt uit onze harten
wanneer komt Uw vrede Heer.
Waar wij zo zeer naar verlangen
over d’ aarde uitgespreid.
En ook in ons hart ontvangen
vrede tot in eeuwigheid.

Laat ons Heer niet langer wachten
vervul spoedig Uw beloft’.
Laat Uw Vrederijk neerdalen
naar Uw woord en Uw geloft’.
Zie de hunkering in onz’ ogen
uitziend naar die vredestijd.
Wees met ons, de aard’ bewogen
kom met vrede die bevrijdt.

Heer geef antwoord op ons vragen
stel Uw komst niet langer uit.
Waardoor alles zal verdwijnen
wat niet past in Uw besluit.
Laat voor ons de dag oplichten
die met vrede ons overspoelt.
En de aarde in te richten
zoals Heer door U bedoeld.

Plek waarop wij vredig wonen
zonder tweespalt en geweld.
Waar U koninklijk zult heersen
en waar slechts de liefde telt.
Vrede door Uw hand verworven
zonde en kwaad niet meer bestaat.
Door Uw Zoon voor ons gestorven
opgestaan, in ’t rijk voorgaat.

Wees gerust die dag zal komen
Ik heb het door Mijn woord beloofd.
Vrede zal Ik laten stromen
over d’ aard in hart en hoofd.
Als Ik U tegemoet kom treden
vrede vloeiend uit Mijn hand.
En Mijn schepping zal herstellen
eeuwig nieuw, tot vredig land.
 

Christen zijn is levenshouding,
die op Christus is gestoeld.
Hem in liefde na te volgen,
mens te zijn zoals bedoeld.
Die gehoorzaam naar Zijn woorden,
deze naleeft ons onthult.
In het leven steeds gedragen,
door Zijn Geest die ons vervult.

Christen zijn is levenshouding
steeds in Christus voetspoor gaan.
Hem niet uit het oog verliezen,
op de lange levensbaan.
Voor de naasten steeds te zorgen
bijstand biedend hen in nood.
Ons voor vrede in te zetten,
wat Zijn woord aan ons gebood.

Christen zijn is levenshouding
die gebed en stilte vraagt
Om naar Christus stem te luisteren
en te doen wat Hem behaagt.
Op Hem bouwend als wij lijden,
met ons oog op Hem gericht.
Aan Zijn hand ons steeds zal voeren,
uit het duister tot het licht.

Christen zijn is levenshouding,
die van ons het uiterst vraagt.
Om het kwade te bestrijden,
wanneer die ons hart belaagt.
Hulp en kracht wordt ons gegeven
al wie Christus daarom bidt.
Op ons smeekgebed verkregen,
wanneer Hij ons hart bezit.

Christen zijn is levenshouding,
die ons leven steeds bepaald.
Waarin dagelijks de liefde,
weer in daden hoort vertaald.
Om daarin niet te verflauwen,
maar daarmee aan ’t werk te gaan.
En door om ons heen te kijken,
de handen in elkaar te slaan.



Laat ons zaaien laat ons oogsten
liefde en vrede op de aard’.
Samen met God d’ Allerhoogste
en die beiden steeds bewaard.
Laten wij daarmee beginnen
zaaiend zaadjes om ons heen.
Groeiend om eens d’ oogst te winnen
en niets valt op rots of steen.

Laat ons zaaien in de harten
waar ’t met vele korrels valt.
En daar dagelijks weer mee starten
voor ons opbloeit krijgt gestalt’.
Laten wij de woorden spreken
liefde en vrede in wordt gedrenkt.
Totdat voor ons oog gebleken
dat zo ons Gods toekomst wenkt.

Laat ons met God samenwerken
voor Zijn allerhoogste doel.
Liefde en vrede te versterken
vreugde schenkt en blij gevoel.
Laten wij ons blijven richten
op Gods komend Vrederijk.
Dat Hij eens op aard’ zal stichten
zijnd in liefde elkaar gelijk.

Laat ons zaaien laat ons oogsten
liefde en vrede op de aard’.
Samen met God d’ Allerhoogste
veilig in Zijn hand bewaard.
Laten wij de dagen tellen
daarin doen wat moet gedaan.
God ons eenmaal zal vertellen
dat aan d' opdracht is voldaan.


Dit is het land met haar fonteinen,
hier zijn wij in Gods vrede oord.
Waar ’t eeuwig licht altijd zal schijnen,
doorlopend lofzang wordt gehoord.
Dit is het land met waterbronnen,
hier lijdt geen enkeling meer dorst.
Maar wordt uit niets het heil gewonnen,
door Hem zijnd onze levensvorst.

Dit is het land van onze dromen,
de plaats van eeuwige vrede en rust.
Waar al Gods kinderen samenkomen,
en hen op ’t voorhoofd heeft gekust.
Hier mogen wij in vreugde leven,
de plaats van voortdurend verblijf.
Die door Gods rechterhand gegeven,
ons blijkt geschreven op het lijf.
     
 

Ik leg op uw hoofd Mijn hand van vrede
die met Mijn zegen u bedauwt.
Ga met u als wegwijzer mede
tot u ’t beloofde land aanschouwt.
Waar eeuwige vrede staat te wachten
vermoeid bent na uw aardse strijd.
Bijna aan ’t eind van alle krachten
het Vrederijk wordt ingeleid.

Nog kent men op de aard’ geen vrede
ook in veel mensenharten niet.
Maar Ik deel heel de wereld mede
dat Ik het ben die vrede biedt.
Die al ’t geweld eens laat verstommen
van wapens en verbaal geweld.
Zorgend dat op heel d’ aard’ rondomme
vrede eeuwig wordt vastgesteld.

Al wie Mijn vrede zal verlangen
hij kniele voor Mijn voeten neer.
Dan zal hij die in ’t hart ontvangen
en onrust krijgt geen kansen meer.
Ik zal aan ieder vrede schenken
die het verstand te boven gaat.
En hart en leven zal doordrenken
in eeuwigheid u niet verlaat.

Er wordt zoveel emotionele schade,
in mensenlevens toegebracht.
Waarmede vele mensen overladen,
zien hoe geliefden worden afgeslacht.
Door het geweld van bommen en granaten,
en kogels op hen afgevuurd.
Een regen die neerdaalt op huizen en in straten,
op steden en op dorpen afgestuurd.

De impact daarvan is niet te beschrijven,
het leed verwondingen de pijn.
Met beelden die in ’t hart geschreven blijven.
en er een mensenleven zullen zijn.
De wanhoop en het naar de hemel schreeuwen,
stijgen omhoog tot aan de hemelpoort.
Door hen die zijn geworpen voor de leeuwen,
met steeds de vraag of God hun roepen hoort.

Een stroom van bloed blijft over d’ aarde vloeien,
door het geweld wat niet verstomt.
Maar dat gestadig meer en meer blijft groeien,
wat menig hart tot in het diepst verwondt.
De dood is zichtbaar niemand houdt hem tegen,
en trekt met kille hand zijn wrede spoor.
Wij zien de doden liggend langs de wegen,
hun leven ging door het geweld teloor.

Ik kan de beelden nauwelijks aanschouwen,
en merk hoe diep mij ’t aanzicht raakt.
Van al die mannen kinderen en vrouwen,
waar aan een einde van hun leven is gemaakt.
Ik kan alleen maar biddend blijven hopen,
dat God de wonden in de harten heelt.
Die menigeen door het geweld heeft opgelopen,
en het geweld op aarde nooit meer levens steelt.
     
 
 
 


Eens komt God met Zijn vredetijden
dan breekt het Godsrijk voor ons aan.
Voorbij is dan de strijd het lijden
die ons nu nog voor ogen staan.
Maar voor dat het zover zal komen
moet door ons nog veel werk verzet.
Geen christen kan er aan ontkomen
dit vergezeld gaat van gebed.

Er valt voor ons veel te herstellen
door ’t kwaad en onrecht scheefgegroeid.
Laat ons toch door Gods woord vertellen
dat enkel vrede samen boeit.
Wij hebben al zoveel gebroken
vernietigd schade toegebracht.
Te weinig d’ handen uitgestoken
belust op rijkdom en op macht.

Veel ongelijkheid in het leven
zorgt dat er steeds weer strijd ontstaat.
Die vrede zo geen ruimte geven
daar op gespannen voet mee staat.
Toch leeft in ’t hart van vele mensen
dat vrede hart en leven vult.
Die aan elkaar, de wereld wensen
maar dat kost moeite en geduld.

Wij kunnen God om wijsheid vragen
om kracht en om een wijs beleid.
Dat Hij eens vrede op laat dagen
door Hem naar ’t einddoel toe geleid.
De Heer deed immers ons beloven
Zijn vrede wordt eens uitgespreid.
Uit d’ hemel dalend van hierboven
en Hij in ‘t Vrederijk ons leidt.

Zou jij ook je leven geven,
zoals Jezus heeft gedaan.
Om hem daarin na te streven,
om voor anderen in te staan.
Zou jij ook het kruis verdragen,
dat men op je schouders legt.
En het dragen zonder klagen,
gaand de weg aan je voorzegd.

Zou jij ook voor anderen sterven,
door het offer opgebracht.
Hen nieuw leven te verwerven
en daarover nagedacht.
Zou jij ook in ’t strijdperk treden,
om de zware weg te gaan.
Waar gestreden en geleden,
einde maakt aan je bestaan.

’t Is een vraag om na te denken
die door Jezus is gesteld.
Om je leven weg te schenken,
naar het woord door Hem vermeld.
Wie voor vrienden geeft zijn leven,
verliest niet maar is ’t die wint.
Want nieuw leven wordt gegeven,
dat met eeuwigheid begint.

Geen afgodsbeeld van hout of steen
zal men op aarde ooit aanbidden.
Maar enkel God de Heer alleen,
die dan zal wonen in ons midden.
Een afgodsbeeld spreekt niet de taal
van liefde waar wij naar verlangen.
Slechts God spreekt voor ons allemaal
de taal van liefd’ die wij ontvangen.

Een afgodsbeeld van hout of steen
kan onze beden nooit verhoren.
Dat kan de Levende alleen,
die voor ons steeds het licht laat gloren.
In ’t leven is er ook maar een
die liefde geeft en kan vergeven.
Het boze kwaad door menigeen
dat in het leven is bedreven.

Toch is de wereld overvol
en kent velerlei afgodsbeelden.
En ook ons hart betaalt de tol
voor wat wij met de wereld deelden
aan afgodsbeelden als bezit
aan rijkdom en aan andere zaken.
Waar voor ons nimmer heil in zit
en ons niet echt gelukkig maken.

Maar God die in de hemel woont
Hij is de God om te aanbidden.
Geen aards bezit dat ons niet loont
maar enkel God die in ons midden
de spil de Enige wil zijn.
In ons bestaan en heel ons leven
die ieder vragend groot en klein
zijn hart en leven Hem te geven.