Nederlandse-gedichten



Kind wees niet bang, wanneer de storm doet woeden,
Ik ben in 't levenstij je altijd kind nabij.
Ik zal je kind, voor elk gevaar behoeden,
vertrouw je leven maar geheel aan mij.
Je leven loopt met Mij niet op de klippen,
het is Mijn hand die altijd jou beschut.
Al staat het water soms tot aan je lippen,
Ik til je op, je wordt door mij steeds onderstut.


Kind wees niet bang, al wordt het rondom donker,
verdwijnt het licht en is het plotseling nacht.
Weet aan de hemel is nog stergeflonker,
en aan Mijn hand kind word je thuis gebracht.
Er zal geen enkele dag zijn in je leven,
waarop Ik er voor jou eens niet zal zijn.
Ik zal je met Mijn liefde steeds omgeven,
Ik ben voor jou het licht dat altijd voor je schijnt.

Justus. A van Tricht


18 april 2006



Verrast door wind en hemelvuur,
verscheen de Geest in Zijn natuur.
Hij was het die ons is beloofd,
plaatste Zijn lichtvlam op elk hoofd.
De taal barriere werd geslecht,
ieder verstond wat werd gezegd.
Door hemelgloed werd toen gesmeed,
de liefd' die grenzen overschreed.


Door grote vreugde blij vervuld,
werd elk gelaat in glans gehuld.
Het Pinksterfeest werd blij gevierd,
door vurige tongen opgesierd.
Niemand werd door hun gloed verschroeit,
die hart en wezen heeft doorgloeit.
Men prees de Heer met hart en mond,
die de beloofde Trooster zond.


Heer zendt ons ook Uw Geest vandaag
een windstroom als een sterke vlaag.
Die ook in vuur en vlam ons zet,
waarvoor ons hart zich open zet.
Opdat Hij hart en ziel verlicht,
en naar Uw Woord ons onderricht.
Die als een witte duif neerdaalt,
van 's levens doel en zin verhaalt.
Justus. A van Tricht


17 april 2006


Jezus roept je in de kring.
Kom tot Mij wees blij en zing.
Kom naar Mij met je verhaal.
Ik versta je in elke taal.
Kom en speel en dans voor Mij.
Kom maar snel en voel je vrij.


Schaar je maar om Jezus heen.
Met een groep kom niet alleen.
Hoe meer zielen hoe meer vreugd.
Doet het hart van Jezus deugd.
Kom en speel en dans voor Mij.
Kom maar snel en voel je vrij.


Jezus Hij roept ieder kind.
Want Hij is de kindervrind.
Schenkt Zijn zegen een voor een.
Aan de kinderen om Hem heen.
Kom en speel en dans voor Mij.
Kom maar snel en voel je vrij.


Ieder is voor Hem gelijk.
Gevend van Zijn liefde blijk.
Kleur en afkomst spelen niet.
Maar het hart dat Jezus ziet.
Kom en speel en dans voor Mij.
Kom maar snel en voel je vrij.



(Een lied voor de kinderen)


De melodie is door de auteur getoonzet en op aanvraag verkrijgbaar)



Justus. A van Tricht


18 april 2006


Hoor 't waaien van de wind,
zie 't vuur dat niet verslindt,
de vlam die hoofden siert.
Een gloed die niet verschroeit,
maar harten samen boeit,
waar liefde wordt gevierd.
Wij horen allemaal,
spreken in eigen taal,
die grenzen doet doorbreken.
De Geest die werd verwacht,
doorstroomt ons met Zijn kracht,
op ieder neergestreken.


Hij schenkt aan ons Zijn licht,
dat oog en hart verlicht.
en in de waarheid leidt.
Hij opent hart en oor,
vraagt voor Zijn stem gehoor,
schenkt vreugde, maakt verblijdt.
Zijn inzicht dat Hij geeft,
dat naar het hoogste streeft,
waarvan Hij doet verhalen.
Wijst ons de weg het spoor,
daarin gaat hij ons voor,
door bergen en door dalen.


Melodie: Lied 424 uit de Randstadbundel
Justus. A van Tricht


17 april 2006


God wilde niet dat wij verloren zouden gaan,
dat wij Zijn kind'ren zouden moeten sterven.
Om nooit meer in Zijn licht te kunnen staan,
door onze schuld, de dood zouden verwerven.



God wilde niet dat wij verloren zouden gaan,
Hij heeft ons lief en wilde mens en wereld sparen,
Toen is bij Hem 't verlossingsplan ontstaan,
dat voor de eeuw'ge dood ons moest bewaren.



God wilde niet dat wij verloren zouden gaan,
Hij zond Zijn Zoon, als Redder naar de aarde.
Hij liet Zijn kind, voor ons aan 't kruishout slaan,
het offer dat ons voor het eeuwig leven spaarde.



God wilde niet dat wij verloren zouden gaan,
en heeft in Christus ons Zijn liefde doen bewijzen.
Hij is 't die voor ons leven in deed staan,
daarvoor zal ieder Hem met dank en lofzang prijzen.



God wilde niet dat wij verloren zouden gaan,
thans staat de weg naar d' hemel voor ons open.
Wanneer ons werk op aarde hier is gedaan,
mag ieder christen op Gods blijde toekomst hopen.
Justus. A van Tricht


18 april 2006


Er ligt een man op zijn matras,
al jaren lang vol hoop te wachten.
Hij wou dat hij genezen was,
maar het ontbreekt hem steeds aan krachten.


Steeds als het water wordt beroert,
en hij naar het water af wil dalen.
Is er geen mens die hem meevoert,
hem helpt of even op komt halen.


Helaas hij is niet snel genoeg,
en hij moet nu de tol betalen.
Omdat geen mens hem liefd'vol droeg,
waardoor hij telkens weer deed falen.


Toen kwam de Heiland hem voorbij,
en vroeg hem: "Zal Ik je genezen"?
Ja; klonk het antwoord, hoopvol blij,
Heer dat zou echt geweldig wezen!


Toen sprak de Heer, "Vriend, neem je bed,
sta op en ga bevrijdt en wandel".
"Er is voor jou nu geen belet,
door 't woord van liefd' waaruit Ik handel".


De man sprong op en Hij ging heen,
en deed het badhuis toen verlaten.
Hij liep blij door de straten heen,
verheugd van zijn genezing praten.
Justus. A van Tricht


17 april 2006


Hij heeft zichzelf aan ons gegeven,
gedeeld, gebroken, als het brood.
Dat als wij eten, zullen leven,
en eenmaal opstaan uit de dood.
De wijn, Zijn bloed voor ons vergoten,
wat ons van zond' en schuld bevrijdt.
Heeft ons gewassen en ontsloten,
de weg die naar de hemel leidt.


Die tekenen aan ons geschonken,
en voor ons oog tesaam gebracht.
Waarvan gegeten en gedronken,
herdenkende Zijn laatste nacht.
Zij tonen aan ons Zijn vergeven,
Zijn liefde tot aan 't kruis getoond.
Zo schenkt Hij ons opnieuw het leven,
als Man van Smarten weggehoond.


Laten wij nimmer dan vergeten,
dit liefdeoffer van de Heer.
Opdat wij in dit leven weten,
Hij leidt ons eens in vreugdesfeer.
Wij zullen in de dood niet blijven,
maar Hem doen volgen uit het graf.
Geen schuld zal ons meer doen beklijven,
want Christus droeg voor ons de straf.


Eens als Hij op de wolken nadert,
zullen wij eeuwig met Hem zijn.
Wanneer wij met Hem zijn vergadert,
dan eet hij met ons, drinkt de wijn.
Dan zullen wij de beker heffen,
met Hem op 't grote bruiloftsfeest.
En d' overwinning doen beseffen,
op 't kwaad, de dood, wat is geweest.

Justus. A van Tricht


18 april 2006


Sterven is slechts slapen gaan,
sterven is een stapje maken.
Sterven moet alleen gedaan,
sterven is Gods hand aanraken.


Sterven is slechts slapen gaan,
sterven is je ogen sluiten.
Sterven is een deur door gaan,
sterven is de tijd afsluiten.


Sterven is slechts slapen gaan,
sterven is straks weer ontwaken,
Sterven is eens op doen staan,
sterven is tot je doel geraken.


Sterven is slechts slapen gaan,
sterven is je overgeven.
Sterven is de poort door gaan,
sterven, weg naar 't eeuwig leven.


Sterven is slechts slapen gaan,
sterven is opnieuw beginnen.
Sterven laat in 't licht je staan,
van Gods eeuwige beminnen.
Justus. A van Tricht


17 april 2006
Gods Geest waait over grenzen heen,
kan onze taal en spraak verbinden.
Hij zendt Zijn vuurgloed door ons heen,
Hij maakt van vijanden, beminden.


Gods Geest waait over grenzen heen.
en overal waar Hij doet komen.
Zien wij de tongen om ons heen,
voelen Zijn kracht ons blij doorstromen.


Gods Geest waait over grenzen heen,
en laat zich niet door muren stuiten.
Hij Trooster stilt verdriet, geween,
en wil ons in de armen sluiten.


Gods Geest waait over grenzen heen,
gaat over bergen en door dalen.
Een hart dat vroeger was van steen,
laat Hij van vrede thans verhalen.


Gods Geest waait over grenzen heen,
en doet de kennis, wijsheid dragen.
Maar onderricht ons slechts alleen,
als wij om licht Zijn inzicht vragen.

Justus. A van Tricht
18 april 2006\


Mijn herder is mijn God, Hij is mijn Heer.
Hij doet aan mij in 't leven niets ontbreken.
Hij legt mij zacht'kens in Zijn weiden neer,
en voert mij voort langs koele bron en beken.
Hij is het die, mijn ziel steeds weer verkwikt.
Hij zal Zijn trouw aan mij nimmer verbreken.


Hij doet mij in de rechte sporen gaan,
om Zijns naams wil, Hij leidt mij over wegen.
Al moet ik door het diepste duister gaan.
Ik vrees geen kwaad, de Heer is mij tot zegen.
Het is Zijn stok en staf die mij vertroost.
Zijn zon doorbreekt de wolken na de regen.


Gij richt voor mij o Heer een maaltijd aan.
Voor d' ogen wie mij ziel benauwen.
Gij zalt mijn hoofd met olie, Gij zult staan,
voor hen wiens haters oog ik moet aanschouwen.
Gij zorgt dat mij de beker overvloeit.
Mijn hart mag zich geheel aan U vertrouwen.


Ja licht, en heil en goedertierenheid,
zullen mij volgen, al mijn levensdagen.
Ik zal in 't huis des Heren, al mijn tijd,
mijn lied, mijn beden, aan U op doen dragen.
Gij zijt mijn God, die altijd uitkomst biedt.
Ik mag het heel mijn leven met Hem wagen.



Melodie: Gezang 487 L.v.d.K.

Justus. A van Tricht


17 april 2006


Snel gaat de tijd, de uren, dagen,
de jaren vliegen vlug voorbij.
De tijd doet aan de poten zagen,
van onze stoel, van u, van mij.


God laat daarmede aan ons weten,
hoe kostbaar onze tijd doet zijn.
Die ons op aarde is toegemeten,
en daar zorgvuldig mee te zijn.


Want onze tijd wordt vaak vermorst,
en niet benut met alle kansen.
Wij leven vaak te veel als vorst,
die in de tijd maar voort blijft dansen.


Maar niet beseft hoe kort doet zijn,
de tijd de jaren die wij leven.
Het leven met zijn schone schijn,
met alles wat de Heer wil geven.


Wij springen vaak heel acht'loos om,
met wat w' aan tijd hebben verkregen.
Want wat voorbij is keert niet om,
wanneer de kralen zijn geregen.


Bedenk dus goed in wat u doet,
hoe u, uw dagen zult besteden.
Want eenmaal wordt de dag ontmoet,
dat wij doen horen tot 't verleden.
Justus. A van Tricht


18 april 2006


Gedragen als op vleug'len van de wind.
Leidt Gij mijn gaan door al mijn levens dagen.
Wiens adem zich zo diep in mij bevindt.
Schenkt mij Uw licht, ik hoef niets meer te vragen.
Uw kind ben ik,Gij neemt mij bij de hand.
Vaderlijk doet Gij mij mij stappen schragen.


Uw liefde en trouw wil mij tot schutse zijn.
Zoals de sterren die met duizendtallen.
Aaan 't firmament een mens tot richtsnoer zijn.
Zonder Uw wil niet van hun plaatsen vallen.
Zo ligt mijn leven, veilig in Uw hand.
Tot Gij m' Uw eeuwig Licht laat welgevallen.
Justus. A van Tricht


17 april 2006


Als hemel en aarde eens worden verbonden,
vernieuwd tot een eenheid, van vrede en rust.
Als Christus gekomen, de dood heeft ontbonden,
dan vieren wij 't leven, in eeuwige lust.
Voorgoed is dan oorlog en onrecht gebannen,
voor haat is geen ruimte,slechts liefde bestaat.
De tranen vergeten, nooit meer hen vermannen,
met enkel 't geluk, waar het God steeds om gaat.


Dan zullen wij juichen, en spelen en dansen,
al zingende vieren, met d' eng'len Gods feest.
Zijn schepping veranderd, vol eeuwige kansen,
in glanzen van licht, als nog nimmer geweest.
Gezeten op tronen, als koningen heersend,
met d' eng'len, de Vader, de Zoon en de Geest.
Die hemel en aarde in volheid beheerend,
Gods warmende liefde, in ieders oog leest.


Daar zullen wij leiden, als herders de schapen.
en rusten in weiden, aan waat'ren der rust.
Geen nacht zal meer wezen,, verdwenen het slapen,
met altijd Gods licht, dat nooit uit wordt geblust.
Daar groeien de bloemen, in weeld'rige tuinen,
zijn huizen en straten van 't zuiverste goud.
Daar kent men geen zee meer, en blank witte duinen,
alleen groene velden, en 't ruisende woud.


Dan zullen wij kennen elkander in vrede,
verenigd rond tafels, met brood en met wijn.
En delend Gods spijzen en gaven elk mede,
al fluitspelend gaand rond de levensfontein.
Genietend vol vreugde, om elke ontmoeting,
het weerzien, dat nimmer verbroken meer wordt.
Waar banden gelegd, en na elke begroeting,
de Heer er voor eeuwig, Zijn zegen op stort.


Want God zal dan wezen, voor allen, in allen,
Hem ziend en ervarend, geweldig en puur.
Het hemelse koper,zal eeuwig door schallen,
Hij kent ons bij name, verwarmt met Zijn vuur.
De gloed van Zijn liefde,zij blijft ons omstralen,
verlichtend maakt Hij ons aan d' eng'len gelijk.
En wij, de verlosten, wij zullen herhalen,
al zingend Zijn roem, in Gods komende Rijk.

Justus. A van Tricht


18 april 2006


Hij stilt de stille hunkering,
die in je hart doet wonen.
En brengt het tot verwondering,
door wat Hij je zal tonen.
Hij weet waarnaar je zo verlangt,
wat Hij je zal bereiden.
Zijn liefdemantel je omhangt,
Hij schenkt je Zijn verblijden.


Maar meer dan dat biedt Hij je aan,
waarop je hart deed hopen.
Nieuw leven en een nieuw bestaan.
houdt nu je hand maar open.
En kijk maar wat Hij daarin legt,
aan milde rijke gaven.
Hij maakt je pad, je wegen recht,
met spijs en wijn je laven.


Hij vult je beker tot de rand,
de beker van de vreugde,
Toont je de werken van Zijn hand,
Zijn rijkdom aan geneugten.
Al wat je van de Heer verkrijgt,
wat uit Zijn hand doet komen.
Is wat de grenzen overstijgt,
van al je mooiste dromen.

Justus. A van Tricht


17 april 2006
In voorjaarsvreugde zich geheel te buiten gaand,
laat de natuur zich van haar beste kanten kennen.
De tulpen, hyacinten, en de narcis vrolijk staand,
doen met hun felle kleuren ons verwennen.
Maar ook de krokus viert het blijde feest,
en doet met wit en geel en paars ons oog verblijden.
Zij scheppen het beeld of 't steeds zo is geweest,
hun schoonheid tonend in hun rijk verscheiden.

In lange rijen staan zij stil op het veld te geuren,
in bedden kleurig naast elkaar strak in 't gelid.
Ons oog verrassend met hun felle fleuren,
in donkerrood, in blauw en in het prachtig wit.
Maar ook de bomen met hun zachte jonge groen,
hebben zich bij dit feestgebeuren aangesloten.
Zie hoe zij stil ontluikend alle moeite doen,
in het ontspruiten van hun knoppen, jonge loten.

Het zachte roze en wit, het feestkleed dat zij dragen,
duizenden bloesems, die fleurend warm en teer.
Doen blij ons van het nieuw seizoen gewagen.
en voor ons oog ontvouwt zich 't voorjaar weer.
De lente toont zich met haar schoonste kleuren,
omlijst door vogelzang en milde zonneschijn.
Opnieuw verbaasd, verrukt door dit gebeuren,
mogen wij daarvan weer met vreugd getuige zijn.
Justus. A van Tricht

18 april 2006


Lieve kind je mag gaan slapen,
van je bezigheden moe.
Tot je morgen zult ontwaken,
sluit gerust je ogen toe.

Droom maar zacht tot aan de morgen,
waarop God je wekken zal.
En ontdan van alle zorgen,
Hij je oogen oop'nen zal.

Droom maar diep in rust en vrede,
van het alomvattend licht.
Waar jouw woning en je stede,
voor jou zal zijn ingericht.

Droom maar van de zachte kleuren,
van het Hemels Koninkrijk.
Droom maar van de bloemengeuren,
Leven binnen handbereik.

Droom maar van de vreugdeklanken,
van de zangen die je hoort.
Droom maar van Gods druivenranken,
van Zijn blijdschap ongestoord.

Droom maar van het zacht geklater,
van die helder fontein.
Droom maar van het levend water,
dat zo heerlijk fris moet zijn.

Droom je droom tot werkelijkheden,
reizend in je kleine boot.
En ontwaak in 't eeuwig heden,
werkelijk bij God op schoot.

Waar je droom geen droom meer zijn zal,
als je waarlijk bent ontwaakt.
Met het hemelskoor als bijval,
eeuwig vreugdekreten slaakt.

Lieve kind ga nu maar slapen,
leg dit leven naast je neer.
Tot je straks weer zult ontwaken,
in Het Leven, met de Heer!


Justus. A van Tricht


16 april 2006


De stilt' doet oorverdovend pijn,
die het gemis zo zwaar laat voelen.
De leegte die er nu doet zijn,
het hart dat vraagt naar Gods bedoelen.
De stem, vertrouwd, doet voorgoed zwijgen,
je zo bekend en zo geliefd.
En het gezicht dat zich deed neigen,
de hand, het hart die vroeg je liefd'.


Een lege plaats doet er nu zijn,
tastbaar van buiten, voelbaar van binnen.
In 't hart dat schreiend van de pijn,
een diep verdriet moet overwinnen.
Nu is het donker in je leven,
en zie je tijdelijk nergens licht.
Dat er toch is, je doet omgeven,
't is Jezus met Zijn helder licht.


Door 't donker gaat Hij met je mee,
en helpt de zware last te dragen.
Je overspoelend als de zee,
Hij weet hoe diep je bent verslagen.
Maar weet Hij zal je niet verlaten,
al ga je ook door 't diepste dal.
Zijn liefde zal je steunen, baten,
Zijn trouw die Hij bewijzen zal.


Op s' Heren wegen gaand getroost,
Gods hand omvat, die blijft omringen.
Breng dank en eer de Allerhoogst,
Hij zal je hart weer laten zingen.
Want na 't verdriet wordt vreugd bewezen,
aan je opnieuw geluk bereid.
Wat heb je aan Zijn hand te vrezen,
wanneer Zijn Zoon je verder leidt?


Want gaande met de Zoon, de Vader,
ter linker en ter rechterzij.
Kom je het Godsrijk zeker nader,
gaand aan 't verdriet, de dood voorbij.
Wat ook de toekomst, brenge moge,
en welke weg je ook zult gaan.
De Heer Hij zal je tranen drogen,
die nu nog in je ogen staan.

Justus. A van Tricht


18 april 2006
Wil mij in Uw armen sluiten,
wil mij dragen als een kind.
'k Doe voor U mijn hart ontsluiten,
'k weet mij Heer door U bemint.
In Uw liefde ben 'k geborgen,
liefde die mij nooit verlaat.
Liefde die voor mij zal zorgen,
liefd' die nooit verloren gaat.

Wil mij koesteren en strelen,
fluister mij Uw woorden in.
Mij in Uw genade delen,
in het licht van Uw bemin.
Laat dat licht mij Heer omstralen,
met haar liefdevolle schijn.
In mijn hart Uw vrede dalen,
en daarin aanwezig zijn.

Laat mij in Uw armen rusten,
in de plooien van Uw kleed.
Voer mij naar Uw veilige kusten,
aan het witte strand zo breed.
Laat mij eens het land bereiken,
van melk en honing, overvloed.
't Blijde land der eeuwigheden,
door haar lichtglans blij begroet.


(De tekst is door de auteur getoonzet
en deze op op aanvraag verkrijgbaar.)

Justus. A van Tricht
16 april 2006


Mijn dagen zijn geteld,
ik moet je gaan verlaten.
Het is de Heer die roept
mij tot Zijn vreugdestaten.
Mijn tijd hier haast vervuld,
zal tot een einde komen.
Voor mij wordt straks onthuld,
't verlangen van mijn dromen.


Je moet mij laten gaan,
mijn lief ik laat je achter.
Met dank voor liefde en trouw,
mij wacht de hemelwachter.
Ik moet alleen op reis,
en gaande naar de Heer.
Mij wacht het Paradijs,
maar: "Morgen zie ik je weer"!

Justus. A van Tricht


18 april 2006


Drukken zorgen je neer valt het leven je zwaar,
ga tot Jezus, de Heiland en Heer.
Bij Hem mag je steeds komen, met al wat je hebt,
leg je zorgen gerust voor Hem neer.
Met een vriend'lijke blik, en een warm open hart,
luistert Hij wat je Hem zeggen wil.
Alle stormen en onrust, dat wat je verward,
neemt Hij weg, maakt je rustig en stil.

Door Zijn lijden en sterven, Zijn dood aan het kruis,
heeft Hij jou ook van zonden bevrijdt.
En Zijn Geest is nabij, ja Hij brengt je eens thuis,
tot de glorie van Gods eeuwigheid.
Prijst de naam van de Heer, die het leven behoedt,
als je gaat door het land van de dood.
Ja de Heer is getrouw en Hij schenkt je ZIjn woord,
die je redt uit de angst en de nood.

Hier op aarde zij Hem de lof toegebracht,
die je vrijspreekt en redt door ZIjn bloed.
't Is Zijn Liefde en Licht dat je daag'lijks toelacht,
en je geestelijk spijzigt en voedt.
Ja Hij gaat met je mee, de weg naar omhoog,
en Hij toont je het rijk vergezicht.
In het land van belofte, zo hoopvol verwacht,
staat Zijn feestmaal voor jou aangericht.

Alle zorg is vergeten in 't land eens beloofd,
en je blij met de engelen zingt.
Waar je juub'lend met hen, al Gods weldaden looft,
en het loflied de heem'len doorklinkt.
't Halleluja der psalmen, weerklinkt als refrein,
't is Gods licht waar je door wordt omstraald.
En hij schenkt je Zijn beker, de kelk van het heil,
bent voor eeuwig bij Hem thuis gehaald.


(de tekst is door de auteur getoonzet en op aanvraag vierstemmig verkrijgbaar)
Justus. A van Tricht


16 april 2006